BHAGAVAD GÎTÂ

Lopende vertaling hoofdstuk 2: vers 2.51 - 2.56

 (51) Verzonken zijn in het verrichten van arbeid hiervoor en gelijk gericht zijn in de intelligentie van het opgeven van de resultaten, heeft de grote wijzen en toegewijden bevrijd van de gebondenheid aan dood en geboorte met het bereiken van een positie van vrijheid van ellende. (52) Als je intelligentie de verwarring van de illusie te boven komt, zal je op dat moment onverschillig staan tegenover dit alles waarover je nu zult vernemen en waarvan je reeds gehoord hebt. (53) Als, zonder verward te zijn over resultaten met deze ontboezemingen, je onbewogen blijft in overstijging, met een gefixeerde intelligentie, dan zal je de zelfverwerkelijking bereiken.'

(54) Arjuna zei: 'Wat zijn de kenmerken van iemand die gefixeerd is in zijn bewustzijn, in transcendentie - en wat zegt iemand die gefixeerd is in de wijsheid, hoe houdt hij zich rustig en hoe beweegt hij?'

(55) De Allerhoogste Heer zei: ' Als men de verschillende verlangens en het gepieker voor zichzelf opgeeft, o zoon van Partha, op dat ogenblik, zegt men dat men, bevredigd door die gezuiverde geest, stabiel wordt in het bewustzijn. (56) Zij die zonder zich zorgen te maken de misère onder ogen zien en zonder interesse het geluk bezien en zij die vrij zijn van gehechtheid, angst en woede, worden wijzen genoemd [muni's] wiens meditatie stabiel is.

 

Vertaling: Anand Aadhar Prabhu,
de links leiden naar de versie van Prabhupâda hieronder
met een commentaar van Aadhar.

Overzicht van de lopende vertaling van dit hoofdstuk (2.b) met de oorspronkelijke english version en het woord-voor-woord Sanskriet.



 

 

2.51 De wijzen die toegewijde dienst verrichten, zoeken hun heil in de Heer en bevrijden zich uit de kringloop van geboorte en dood door van de vruchten van hun arbeid in de stoffelijke wereld af te zien. Zo kunnen ze daar komen, waar men vrij van alle ellende is.

T o e l i c h t i n g

K r i s h n a geeft hier een soort garantie door te wijzen op het feit dat allerlei lieden die zo verstandig zijn 'de begeerte naar de vruchten van hun handelen' op te geven, bevrijd raken uit k a r m a - banda de gevangenschap van de zich herhalende wedergeboorte. Hier brengt K r i s h n a wedergeboorte in verband met baatzucht. In gewoon nederlands kan je zeggen: als je zo egoïstisch bent de vruchten van je arbeid voor jezelf te reserveren, ben je gedoemd in afgescheidenheid terug te vallen in de ellende der vrekken en schrapers. In m â y â zijn, een slaaf zijn van het lichaam, een gevangene van de begeerte zijn, is niet prettig. Niemand wil dat ondervinden en we hebben een moderne psychologie van ontkenning en compensatie om u tegen te zeggen, waarbij we steeds weer opnieuw kunnen beginnen met waar en onwaar van elkaar te onderscheiden in een 'nieuwe geboorte' of een andere afgescheidenheid van zelfgewaarwording (ego). Ookal bouwen we een paleis van onze psychologie, de ellende is pas bezworen als we de leiding aan K r i s h n a overdragen. Hij is 'psycholoog' nummer één. Vergeten we dit, dan krijgen we Zijn oordeel te dragen: schandelijke, materialistische, egoïstische vrekken en schrapers. Dat is zijn mening, zijn lied van de verheffing en heerlijkheid die voor schrapers onbereikbaar is. Compenseren, halfgoden aanbidden, therapeutje spelen etc. etc., het is allemaal best, het zal de goede wil wel dienen, maar we mogen vrolijk steeds weer opnieuw beginnen met het psychologisch water naar de psychologische zee te dragen als we de ware aard van de oceaan van het K r i s h n a -bewustzijn niet onderkennen. Doen we al onze goed-bedoelde hulpverlening niet langer voor onze eigen verheerlijking, maar ter meerdere eer en glorie van de authentieke 'supervisor' K r i s h n a, dan kunnen we wat de toegewijden 'Vaikuntha' noemen bereiken, de plaats, de positie waarin men van alle ellende vrij is. Men stelt zich daarbij een aparte hemelse planeet [of wereld] voor en niet een voor een boekenkast geplaatste zetel, het verdedigingsbolwerk van de intellectueel die niet kan zingen en feesten voor iemand boven zich.

 

2,52 Wanneer je verstand uit het dichte woud der begoocheling te voorschijn komt, zul je onverschillig zijn jegens alles wat er gehoord is en alles wat er nog gehoord zal worden.

T o e l i c h t i n g

De onverschilligheid waar K r i s h n a op doelt is de goddelijke onverschilligheid van degene die onaangedaan door de geaardheden der natuur (goedheid, hartstocht, traagheid) en de werking van de tijd in gelijkmoedigheid zijn geest in evenwicht heeft weten te brengen. Hiermee definieert K r i s h n a m â y â als die vorm van begoocheling waarin we geen weerstand hebben tegen dingen die gezegd worden in voor- en tegenspoed of nog zouden kunnen worden gezegd. Simpel gezegd komt het er op neer dat als we op tijd uit bed komen, onze expressiebehoefte op K r i s h n a richten en ons aan de regels van de y o g a houden, we sterk genoeg zijn om zelfstandig door het leven te kunnen. A r j u n a moet de verantwoordelijkheid voor de strijd op zich nemen, stort in en vraagt K r i s h n a om steun. Dit is zijn antwoord. Dat er nog veel haken en ogen zitten aan het idee van 'weerstand tegen de invloeden van buitenaf' blijkt nog verderop in de B h a g a v a d G î t â.

In zijn commentaar wijst S w a m i P r a b h u p â d a op het feit dat personen in K r i s h n a -bewustzijn uitrijzen boven wat s a b d a - b r a m a n genoemd wordt. Hiermee is aangegeven dat de cultuur van rituelen en schriftuurlijke voorschriften die de weg naar de verwezenlijking van het doel uitmaken overstegen is als men eenmaal in K r i s h n a-bewustzijn is. In staat van begoocheling heeft men aan allerlei plichten te voldoen om op eervolle wijze zichzelf weer terug te vinden als een toegewijde in dienst van de Allerhoogste. Voor een westerling betekent dat dat zovele religieuze verplichtingen zoals het lezen van de bijbel en het bezoeken van de kerk komen te vervallen als men associatie in K r i s h n a-bewustzijn heeft ontwikkeld. Zolang men met zijn toegewijde dienst de macht van de begoocheling te boven is heeft men slechts die plicht die s v a - d h a r m a wordt genoemd, die taak van vertegenwoordiging van K r i s h n a's belang die aansluit bij de eigen aard: de specifiek eigen taak. Het begrip d h a r m a, waarmee rechtgeaardheid en religieuze plicht wordt aangeduid betekent ook 'de wezenlijke aard', individueel toegepast met het voorvoegsel s v a- aangegeven. Om deze reden heet het K r i s h n a -bewustzijn meer de wetenschap van de zelfverwerkelijking dan een religie van ritueel en voorschrift. Er zijn dus wel allerlei rituelen en voorschriften in de beoefening van het K r i s h n a -bewustzijn om toegewijden uit het woud der begoocheling te leiden; men moet zich echter geenszins verplicht voelen meteen zelf als een full-time tempeltoegewijde door het leven te gaan, zich op te scheren en in d h o t i en k u r t a (de kleding van tempel toegewijden), over straat te gaan en te prediken. Ook van s a n n y â s i ' s, degenen die voor K r i s h n a alles hebben opgegeven, is bekend dat ze doorgaans weinig interesse hebben in regels, rituelen en formaliteiten, die ze echter op zich wel respekteren als noodzakelijke inachtnemingen. Het liefst zitten ze met liefhebbers zonder verdere plichtplegingen vrijuit te zingen en te prediken onverschillig over alles wat er gezegd is of gezegd zou kunnen worden. S w a m i P r a b h u p â d a zelf zei te zijn neergedaald tot het nivo van handelen waarop hij voor diegenen die in m â y â zijn het voorbeeld kan zijn om het doel van zuivere toewijding tot K r i s h n a te kunnen prediken waarbij hij af en toe dan lamenteerde: 'wanneer zullen jullie het ooit leren intelligent te zijn?' Het dagelijkse dankbaarheidsritueel voor de geestelijk leraar moet steeds weer in herinnering brengen dat we alleen door een dergelijke genade van een zuivere toegewijde de oceaan van het materiële lijden (s a m s â r) kunnen oversteken. Dat niet iedereen die tot K r i s h n a komt zich als een s w a m i hoeft te gedragen is duidelijk: als het niet tot je s v a - d h a r m a behoort zal het je niet gebeuren. In verband met de onverschilligheid over rituelen van baatzuchtige p r â k r t a ' s haalt S w a m i P r a b h u p â d a Sri Mâdhavendra Puri, een â c â r y a, aan, die zegt:

'O Heer drie maal daags breng ik U alle eer in mijn gebeden, als ik me baad zing ik Uw lof. O halfgoden, o voorouders! Neem me a.u.b. niet kwalijk dat ik me voor U niet kan verootmoedigen. Waar ik me ook bevind kan ik de grote telg van de Yadu-dynastie (K r i s h n a) voor de geest halen, de vijand van Kamsa, en me zo van alle banden der zonde verlossen. Ik denk dat dit me voldoende is'.

 

2.53 Is je geest niet meer in beweging te brengen door de bloemrijke taal van de Veda's en verkeert hij onwankelbaar in de verheven rust der zelfverwerkelijking, dan ben je het goddelijk bewustzijn deelachtig geworden.

T o e l i c h t i n g

De onrustige geest die is aangedaan door de werking van de materiële wereld vindt zijn anker in de geschriften, tussen de toegewijden en aan de voeten van de geestelijk leraar die met een lotus worden vergeleken qua zuiverheid. Zo zijn er drie realisatienivo's in het K r i s h n a-bewustzijn: b r a h m a n, p a r a m â t m â en b h a g a v â n genaamd die achtereenvolgens de onpersoonlijke boven de stof uitrijzende geest vertegenwoordigt, de aan plaats en persoon gebonden integriteit daarvan en de realisatie van de volheden van de goddelijke persoon die ontstaat bij het besef dat men nooit gelijk kan zijn aan zijn ideale zelfbeeld: Sri K r i s h n a. Men moet niet het idee hebben dat als men zich hier een duidelijke voorstelling van kan maken, men zijn doel bereikt heeft. In feite bereikt men dit doel nooit. Slechts ten dele kunnen we het deelachtig worden en dan is het nog zeer moeilijk om hierin stabiliteit te ontwikkelen. In de moderne tijd is de verheven rust der zelfverwerkelijking zeer snel verstoord door de ellende van het bestaan die van de drie categorieën van k l e s a ' s, die van de persoon zelf, van andere personen en van de wereld daaromheen afkomstig zijn. Daarenboven ontkomt niemand aan de realisatie van de zes vormen van ellende, de s a t - û r m i die samenhangen met het hebben van een materieel lichaam: honger, dorst, verval, dood, verdriet en illusie (S.B. 11.15:19), ookwel verkort in vieren aangeduid met geboorte, ziekte, ouderdom en dood [zie ook V â s a n â ]. Door een gestadige (b h a k t i - ) y o g a-praktijk kan men de goddelijke staat van onverschilligheid tot stand brengen waarin men zich van alles, lijden en geluk, bewust is, maar steeds verankerd blijft in het ware Zelf waarvan de individuele ziel slechts een vonkje is (Deze staat moet men niet verwarren met de onverschilligheid van werelds egoïsme: goddelijke onverschilligheid berust op plichtsvervulling terwijl egoïsme berust op plichtsverzuim). Heer C a i t a n y a zei: trinâd api sunicena , taror api sahisnuna (zie Siksâstaka), als we niet nederig zijn als een strootje op de weg en toleranter dan een boom, kunnen we deze realisatie niet behouden. Een ieder die het doet voorkomen alsof dat niet zo zou zijn is een illusieganger, een m â y â v a d i: met verbeelding en intolerantie zijn we zonder K r i s h n a valselijk trots en zonder respekt. Wie niet groot is in het klein kan het ware niet deelachtig zijn. Om die reden kennen de toegewijden K r i s h n a ook graag als de jeugdige vrije en blije vriend van de koeherdersjongens en meisjes, de g o p a ' s en g o p i ' s van V r i n d â v a n a. Sukhadeva Gosvâmî, de verteller van het B h a g a v a t a P u r â n a, Het S r î m a d B h â g a v a t a m, zegt:

Wanneer Govinda het bos in was,
ging het hart der Gopi's met Hem mee
en zongen ze de hele dag,
van
K r i s h n a's spel, vol liefdeswee.
(S.B. 10.35:1)

Het gaat uiteindelijk om de liefde voor Zijn spel en vermaak. Zonder de genade van Heer C a i t a n y a was deze voor ons nooit bereikbaar geweest.

 

2.54 Waaraan herkent men iemand wiens bewustzijn aldus opgaat in het bovenzinnelijke? Hoe spreekt hij en wat zijn zijn woorden? Hoe zit hij en hoe loopt hij?

T o e l i c h t i n g

S t i t h a - p r a j n a zijn de eerste woorden van dit vers. Het is het sanskriet voor iemand die onwankelbaar in de verheven rust der zelfverwerkelijking verkeert. Dergelijke mensen noemt men ook wel verlicht. Ze hebben alle verlangen naar stoffelijke genoegdoening opgegeven en hun leven volkomen ingericht naar de transcendentale dienst en toewijding tot K r i s h n a. Diegenen onder hen die zich hebben aangesloten bij het systeem van de geestelijke erfopvolging der v a i s h n a v a ' s noemt men m a h â b h a g a v a t a ' s. De v a i s h n a v a ' s stellen bij herhaling aan de orde dat de verlichting ( k a i v a l y a) niet het doel is van de y o g a. Zoals uit deze verzen blijkt is de verlichting echter wel een onmisbaar onderdeel van de toegewijde dienst. A r j u n a wil weten hoe een verlicht persoon functioneert. Het antwoord luidt dat zuivere toegewijden in staat van verlichting uitsluitend praten ten behoeve van K r i s h n a, meestal in de meditatiehouding zitten en verblijven op een afgezonderde plek, ook als ze in een tempel verblijven. Tempels hebben altijd een apart kamertje voor de â c â r y a. Ze reizen onder begeleiding van verzorgers voortdurend van plaats naar plaats en hebben de neiging om te vergaren en te bewaren opgegeven. Ze onderhouden geen bijzondere relaties met hun eigen verwanten en behandelen deze als alle anderen, hoewel de ouders soms speciale aandacht krijgen vanwege hun levenslange toewijding. Op het nivo van B h a g a v â n-realisatie (K r i s h n a-bewustzijn) kan de s t i t h a - p r a j n a veel discipelen om zich heen verzamelen en een cultuur van grote schoonheid, rijkdom, roem, kennis, verzaking en invloed opbouwen. Ze leven altijd celibatair en blijven belezen wat betreft de heilige boeken. Zo blijft de prediking 'fris' en kan de intellectuele horizon zich verruimen. Hun levenswandel is niet persé onbesproken omdat ze voordat ze verlicht raakten, ze als gewone mensen leefden en nadat ze verlicht raakten aan de normale wetmatigheden ontstegen zijn. Verschillende moderne g u r u ' s brachten een tijd in de gevangenis door. De wetten van het land worden natuurlijk wel gerespekteerd, terwijl het andersom niet altijd zo gaat. Als volgelingen niet worden gestimuleerd in hun zelfstandigheid, kan men vraagtekens plaatsen bij de kwaliteit van de prediking. Omdat leerlingen wordt toegestaan zich volledig over te geven is het vaak niet duidelijk waar het sektarisch sfeertje door wordt veroorzaakt. Verlichte mensen hebben zeker een eigen s v a - d h a r m a en maken met hun volgelingen een zekere ontwikkeling door. Zolang er sprake is van geestelijke erfopvolging komt de zaak met de s t i t h a - p r a j n a meestal wel op z'n pootjes terecht, ondanks de soms hoog oplopende emoties. De leidende volgelingen in successie van Heer C a i t a n y a schrijven boeken of laten ze door anderen schrijven naar aanleiding van lezingen e.d.. S w a m i P r a b h u p â d a:

'de eerste plicht van de wereldverzakende orde bestaat erin een boek te schrijven ten dienste van de mensenwezens om hen van gerealiseerde aanwijzingen te voorzien op het pad der zelfverwerkelijking' (toel. S.B. 2.2.5).

M a h â b h a g a v a t a ' s zijn altijd muzikaal, ookal wisselt het talent wel. Er is vrijwel altijd een bepaalde discipline die de volgelingen in acht moeten nemen. Ook binnen dezelfde tak van het v a i s h n a v i s m e (er zijn er vier genaamd Brahmâ-, Rudra-, Srî en Kumâra- s a m p r a d â y a), zijn vele scholen (m a t h ' s) met ieder hun eigen accent op onderdelen van de onderling overeengekomen vormen van toegewijde dienst. Hoe meer men samenwerkt, hoe sterker en duidelijker de gezagsverhoudingen liggen. Komt een g u r u ten val, dan kan dit rampzalige gevolgen hebben voor de gehele school van volgelingen die dan alle kanten op gaan op zoek naar nieuwe associatie. De hier in het Westen aktieve s a m p r a d â y a is de Brahmâ-Gaudiya- s a m p r a d â y a en A.C. Bhaktivedanta S w a m i P r a b h u p â d a zijn eigen m a t h, de 'internationale gemeeschap voor het K r i s h n a-bewustzijn' opgericht met centra over de gehele wereld heet zoals gezegd: ISKCON. Iskcon verdient zijn geld door het binnenhalen van donaties door vaste leden, toegewijden die boeken verspreiden en een beetje handel in oosterse artikelen. Er zijn geen eigenaren, wel beheerders die echter van positie kunnen wisselen. Soms gaat er wel eens iemand met het kapitaal vandoor, hetgeen samen met het vallen van g u r u ' s de gemeenschap een dynamisch voorkomen geeft waardoor toegewijden in hun zelfstandigheid worden bevorderd. Het drama van het failliet gaan werkt nooit zo sterk als in het materiële leven omdat andere centra altijd toegewijden kunnen opnemen die in een afhankelijke positie verkeren. Gewoonlijk wordt er tussen de verschillende centra goed samengewerkt. Een zuivere toegewijde gaat nooit echt verloren, ookal verdwijnt hij wel eens uit het zicht. Dit is de aard van V i s h n u, God de behouder. Heer K r i s h n a en Heer B a l a r â m a, Heer C a i t a n y a en Heer N i t y â n a n d a; in één woord: B h a g a v â n - is het kenmerk van alle handelingen van de m a h â b h a g a v a t a wiens taak het is de toegewijden te beschutten. Heer C a i t a n y a merkt daarbij op:

"Zelfs als een zuivere toegewijde de volheid van K r i s h n a ziet, accepteert hij het niet. Daarom is zuiver bewustzijn meer verheven dan bewustzijn van de volheden van de Heer" (C.c. A.l. 7:35).

De verheven toegewijde, de m a h â b h a g a v a t a, weet van K r i s h n a's volheden, maar laat ze even zo gemakkelijk los in alle bescheidenheid.

 

2.55 De Allerhoogste zei: O Pritha, wanneer men alle zinnelijk verlangen dat uit het dwalen van de gedachten voortkomt laat varen en wanneer men de geest alleen in het zelf bevrediging laat vinden, heet men in zuiver bovenzinnelijk bewustzijn te verkeren.

T o e l i c h t i n g

S a n s k r i e t:

praja hâti yadâ kâmân , sarvân pârtha mano - gatân âtmany evâtmanâ tustah, sthita - prajnas tadocyate

Letterlijk:

geeft op - wanneer - verlangens naar zinsbevrediging / van allerlei soorten- O zoon van Prthâ - van verstandelijke overweging / in de zuivere staat der ziel - zeker - door de gezuiverde geest - bevredigd / bovenzinnelijk gesitueerd - te dien tijde - wordt gezegd.

Naar de zinsconstructie kunnen woorden meerduidig zijn zodat er van één vers meerdere vertalingen mogelijk zijn. Zo gaf Heer C a i t a n y a 61 verschillende interpretaties van het atmarâma-vers (S.B. 1.7: 10, zie voorwoord) alleen al naar de verschillende bijbetekenissen van de afzonderlijke woorden. Om die reden is de G î t â van S w a m i P r a b h u p â d a voorzien van de originele Sanskriet-teksten met woord voor woord-vertalingen zoals hierboven gegegeven zodat ieder voor zich de betekenis kan nagaan. Een andere manier om met de gegeven betekenissen het bovenstaande vers te vertalen is: "Wanneer door verstandelijke overwegingn allerlei soorten van verlangens naar zinsbevrediging zijn opgegeven, o Pritha, en een gezuiverde staat der ziel door een gezuiverde geest tot stand is gebracht, dan heet men bovenzinnelijk gesitueerd te zijn." [of zoals ook in de lopende vertaling hierboven]. In de p a r a m p a r â, de erfopvolging der leraren is met S w a m i P r a b h u p â d a het accent komen te liggen op het feit dat door materiële betrokkenheid men een verstand heeft dat zich op vele dwaalwegen begeeft en dat daardoor lust ontstaat. Dit is afgeleid uit andere verzen in de Gîtâ. Of K r i s h n a dit Zelf in dit vers ook bedoelde te zeggen is niet helemaal duidelijk. Feit is dat beide vertalingen juist zijn. K r i s h n a is A r j u n a even zo goed aan het overtuigen dat door zijn intelligentie in vastberadenheid en overtuiging te vestigen hij tot een zuivering van zijn ziel kan komen. Ook dit kan men uit andere verzen in de B h a g a v a d G î t â afleiden. K r i s h n a komt op dit onderwerp dus nog terug. Tot zover is van belang dat er een verband gelegd is tussen de werking van het verstand, het hebben van zinnelijke verlangens, zuivering en bovenzinnelijk gesitueerd raken. De uitdaging voor A r j u n a is het verband te ontdekken tussen deze onderdelen van de filosofie. In het Westen heerst een traditie van rationalisme dat als credo 'ik denk dus ik ben' heeft. Dit credo verwijst naar de werkelijkheid van het geestelijk bestaan met betwijfeling van al het overige en verwerpt het idee van onbezonnen existentie. Het is verstandig om verstandig te zijn. Spottend kan men zeggen: 'ik denk, dus ik ben er nog mee bezig'. Als we K r i s h n a 's wens tot evenwichtigheid serieus nemen is het verstandig ervan uit te gaan dat denken en doen, filosoferen en muziek maken b.v.met elkaar in evenwicht moeten zijn. De b h a k t i is hier het beste voorbeeld van als het aankomt op sociaal vergeestelijken - de missie van C a i t a n y a komt met S w a m i P r a b h u p â d a immers neer op het bestrijden van de onpersoonlijke leegte. We willen geen geleerdheid van de sofa meer, maar geleerdheid van de toegewijde dienst. Dat is het standpunt van de C a i t a n y a- v a i s h n a v a. Geleerdheid uit de studeerkamer, hoe therapeutisch begeleid ook, kan geen feestvieren zonder een kater te krijgen en moet daarom als culturele ego-gerichte navelstaarderij worden aangemerkt. Als we alsmaar het ik zoeken in sociaal verband en proberen onze afgescheidenheid van de ander te bewerkstelligen, dan kan men zich beter afvragen waar de ik-neurotische plakkerigheid vandaan komt, dan water naar de zee te dragen door deze steeds te bevestigen. Het moderne ego zit door de electronische revolutie met een eenheidsbesef dat gebaseerd is op de illusie van gelijktijdigheid. In die illusie kan men zich voorstellen dat er een dwangmatige (pathologische) behoefte ontstaat zich te onderscheiden. S w a m i P r a b h u p â d a zegt dat verlost raken van de dwangmatigheid van naam en aanduiding het begin is van het louteringsproces (S.B. 6.16: 21). We kunnen ons, geïdentificeerd met radio's, televisies (droommachines), telefoons en recentelijk de electronische 'snelweg' van de computerverbondenheid, moeilijk losmaken van het idee dat we niet dezelfde tijd hebben met het pragmatisch-politiek gereguleerde uurwerk. Waar is: we delen wel het moment, maar het moment zelf is in de tijd gescheiden. Iedere plaats heeft zijn eigen tijd en levensritme. De ontkenning van deze waarheid geeft een illusie van verbondenheid die niets meer te maken heeft met in harmonie leven met de natuur van het Hier en Nu, het lokaal overal aanwezige in verscheidenheid verbonden zijn in het p a r a m â t m â, de Superziel van K r i s h n a. Door een vervalsing van het tijdbegrip is men niet meer zozeer verbonden met zijn omgeving, maar met de politiek van beheersen en genieten die allerlei -ismen hooghoudt die zeker niet bevorderlijk zijn voor het ontwikkelen van wat K r i s h n a  s t i t h a - p r a j n a noemt, in gewoon nederlands: 'er boven staan'. Met andere woorden: de induktie (het veralgemenen) van de standaardtijd sleept ons mee in een (amerikaanse?) droom van altijd elders en nooit nu.

Heer C a i t a n y a zegt a c i n t h y a - b h e d a - a b h e d a - t a t t v a om aan te geven dat K r i s h n a de eenheid in de verscheidenheid is. Niet de bij demo(n)cratische meerderheid gekozen politici die de zaak met deels baatzuchtige motieven naar hun hand willen zetten kunnen Zijn plaats innemen. Het scheiden van fundamentele zaken als tijd en ruimte moet zeker als een ernstige vorm van maatschappelijke gespletenheid worden opgevat en als een vijand in de oorlog tegen m â y a, ookal heeft K r i s h n a de standaardtijd ingevoerd om de demonische lieden op een dwaalspoor te zetten (vâsudevah sarvam iti: Hij is de oorzaak aller oorzaken 7: 19). Onthechten van de bepalingen van het uurwerk en leren vertrouwen op de relatie met het lokale van K r i s h n a, de Superziel, V i s h n u , behoort zeker tot de y o g a-praktijk en de zekere toekomst van K r s n a - b h a k t i in Nederland. Is niet de reformatie van de moderne geest de ziel van Holland en noemt men niet het moderne steeds bij zijn grondkenmerk Tijd? Als we ervan uitgaan dat het dwalen van onze gedachten, behalve met het valse ego ook samenhangt met de m â y â van materiële identificatie met culturele tijdbegrippen en andere vormen van ellende die niet direkt voortkomen uit de persoon zelf of door een ander worden teweeggebracht - dan is saamhorigheid terwille van bovenzinnelijke realisatie makkelijker te bewerkstelligen. Het idee van 'het (tijd-)systeem' als gemeenschappelijke (binnen de K r i s h n a-gemeenschap) vijand doet niemand kwaad, is cultureel zelfkritisch en zet aan tot zinvolle arbeid terwille van de eeuwige waarden. Iedereen die wel eens in India geweest is begrijpt volkomen wat met het onthechten van valse tijdbepalingen wordt bedoeld.

 

2.56 Wie zich niet van streek laat brengen door het drievoudig leed, wie in gelukkige omstandigheden niet opgetogen is en wie vrij is van gebondenheid, vrees en woede, wordt een wijze van standvastige geest genoemd.

T o e l i c h t i n g

We doen het allemaal onszelf aan, door onze identificaties met de materie, anderen dragen daar een steentje toe bij en daarnaast zitten we met een grote wereld en een maatschappelijk systeem waar ook niemand vat op heeft. Deze vormen van ellende worden achtereenvolgens a d h y â t m i k a-, a d h i b h a u t i k a- en a d h i d a i v i k a - k l e s a ' s genoemd. Deze hindernissen belemmeren de weg naar het verwezenlijken van het doel der zelfverwerkelijking. Als we gaan chanten om de werking van deze ellende te boven te komen zijn we kwaad met goed aan het verdringen. In tegenstelling tot de westerse geestelijke gezondheidszorg waar een taboe heerst op verdringing, omdat men de krachten die men daarmee oproept zonder y o g a niet beheersen kan, schaamt de b h a k t a zich er absoluut niet voor zijn eigen onbeheerste geest, de invloed van anderen en de werking van de wereld de kop in te drukken met de m a h â m a n t r a. Het is gewoon de gezonde mens die weerstand biedt tegen. We zijn neurotisch genoemd als we niet het nut van het bieden van weerstand inzien (de z.g. psychastene variant).

K r i s h n a legt een verband met woede, vreesachtigheid en naïeve vreugde. We moeten wat Hem betreft bedaard, moedig en ernstig zijn, anders kunnen we de oorlog tegen de illusie niet winnen. Valse verbondenheid en de wanen die dat met zich meebrengt moet worden bestreden door zich hecht te verankeren in volmaakte kennis. De kennis van de ziel, â t m â - t a t t v a, wordt ookwel volmaakt of absoluut genoemd, omdat een ziel zonder K r i s h n a als een auto zonder benzine is: een loos ego zonder wezenlijke reden tot voortbestaan. Dat velen K r i s h n a anders benoemen doet hier niets aan af. Een gebrek aan ernst, lafheid en geloven in agressie zijn kenmerken van onwetendheid, onbebul, a v i d h y a, die een ziel tot een geïsoleerd ego degradeert. Een wijze, ookwel m u n i genaamd, is iemand die in staat is naar behoren zijn verstand te gebruiken. Deze mensen heten zeldzaam te zijn. De moderne politiek doet er vele generaties over om mensen van formaat voort te brengen die vanachter de schermen in staat zijn blijk te geven van hun vermogen tot zelfbeheersing. Dit soort wijsheid is echter niet precies wat K r i s h n a hier voor ogen heeft. Het gaat om de wijze die s t i t h a - p r a j n a is, stabiel geworden is in bovenzinnelijke realisatie. Dit soort wijzen laat zich niet als een pion over het politieke schaakbord heen en weer schuiven en worden ookwel sthita - di - muni genoemd. Veel van de wijsheid der modernen, mensen die er altijd al waren, is gebaseerd op het hooghouden van de (ver)schijn(ing) waarbij de ziel uiteindelijk wel gebonden moet zijn aan de wijsheid achter de schermen e.d.. (denk aan het fameuze beeld van de intellectueel voor zijn - half gelezen - boekenkast). Zo kan men begrijpen dat K r i s h n a in een land vol half-was gelovigen niet direkt op de voorgrond staat. De politiek is ook niet bevoegd Zijn woord te prediken. De gruwelijke afgang van diegenen die dat wel deden staat nu nog bekend als het crimineel fascistisch vervalsen van het â r y a n i s h e [z.g. arische] ideaal. Er is een gevaar van eigenmachtig optreden, dat niet aankunnen en dan de waanzin overdekken met nog meer van dezelfde ellende. De gevreesde regressie der systemen en de induktie van foute generalisaties doet nog menige europeaan de rillingen over de rug lopen. Bevrijd raken van vrees en woede is geen geringe zaak en wordt geestelijk leven genoemd. Wereldse belangstelling (sex & geld) gaat altijd samen met voorkeur en afkeer, de vader en moeder van vrees en woede. Daarom is het zo dat, ookal zijn de oplossingen al lang bekend en is de conclusie van de sthita - di - muni al lang duidelijk, men er toch niet direkt iets van terecht kan brengen. Vooral kennis evolueert maar langzaam. Swami Prabupâda merkt hierbij nog op dat in de toegewijde dienst er zelfs geen sprake is van gehechtheid aan de onthechting. K r i s h n a-bewustzijn maakt alles mogelijk. Of de zaken nu wel of niet willen lukken, de b h a k t a, in tegenstelling tot de s â d h a k a die K r i s h n a eigenlijk nog niet goed kent, maar wel een spirituele discipline volgt, is altijd onwankelbaar in zijn streven, niet bepaald door uiterlijkheden. De smaak van de b h a k t i, die onwankelbaar maakt, vindt men in de m a h â m a n t r a. Afwisseling is K r i s h n a zelf, steeds nieuw, daarom nogmaals de m a h â m a n t r a, maar dan anders.

 

 

 

 



 

 

MAHÂMANTRA II

HARE KRISHNA HARE KRISHNA KRISHNA KRISHNA HARE HARE
G II Dm G II Dm F Am II Em Dm

HARE RÂMA HARE RÂMA RÂMA RÂMA HARE HARE
G II Dm G II Dm F Am II Em Dm

HAREKRISHNA HARE KRISHNA KRISHNA KRISHNA HARE HARE
C III G G 7 II F Dm C G II Dm

HARE RÂMA HARE RÂMA RÂMA RÂMA HARE HARE
C III G G 7 II F Dm C G II Dm

HARE KRISHNA HARE KRISHNA KRISHNA KRISHNA HARE HARE
F G Am III Dm G II Am II

HARE RÂMA HARE RÂMA RÂMA RÂMA HARE HARE
Dm G II Am II FDm III Am III G C

 
Melodie:

 

Audiofile 

Akkoorden

 

 

 

next