(1) Arjuna
zei: 'Je zegt dat het beter is af te
gaan op de intelligentie dan om het resultaat van een overwinning te
verlangen, o aansporing van de mens. Als dat zo is, waarom moedig je me
dan aan deze verschrikkelijke confrontatie aan te gaan, o toonbeeld van
schoonheid? (2) Sticht je geen verwarring in dezen als je je dermate
dubbelzinnig uitlaat? Zeg me voor welke benadering ik zou moeten
kiezen, zodat ik werkelijk mijn voordeel kan doen met wat je zegt!'
(3) Krishna zei: 'Inderdaad, in deze wereld kan je
tussen twee benaderingen kiezen, zoals ik je voorheen al zei o man
zonder overtredingen. Enerzijds, kan je je spiritueel verbinden in de
analytische geest, en anderzijds kan je je verbinden in de toewijding
van een of andere vorm van handelen. (4) Een mens zal de perfectie niet
bereiken als hij, als een toegewijd persoon, simpelweg onder zijn
overige materiële verplichtingen probeert uit te komen, noch zal
hij vrij zijn van handelingen en terugslagen als hij, zich afkerend van
de wereld, zich verbindt terwille van enkel het inzicht. (5) Er is
niemand die maar voor een moment kan bestaan zonder iets te doen. Of
men het nu leuk vindt of niet, men is, naar gelang de hartstocht, de
traagheid van geest of de goedheid waar men zich in bevindt, altijd,
vanwege zijn karma, genoodzaakt te handelen. (6) Vaststaat dat je maar
doet alsof als je, met het inperken van de zinnen, er een geest op
nahoudt die gericht is op het zintuiglijke. (7) Maar Arjuna, als je,
met het aandachtig reguleren van het zintuiglijke, een begin maakt met
het, in onthechting van de resultaten van je arbeid, tot toewijding
bewegen van de voor arbeid gemotiveerde zinnen, ben je veel beter
bezig. (8) Samengevat: ook al is het enkel maar terwille van je
lichaam, er is altijd werk te doen; hou je daarom bezig met het doen
van je plicht, aangezien het beter is tot handelen over te gaan dan
niets te doen. (9) Maar denk eraan het te doen als een offer, anders
dans je naar de pijpen van de wereld; en aldus zal je, als je zo tewerk
gaat o zoon van Kuntî, al je gehechtheid te boven komen.
(10) Toen hij met het universum een begin maakte
met de generaties en de offers die ze moeten brengen, zei de Schepper,
Heer Brahmâ, tot de mensheid: 'Moge het u meer en meer goed gaan,
moge dit offer u alles brengen wat u maar verlangt'. (11) Als je de
mensen van God behaagt met je offers, zullen zij op hun beurt jou een
genoegen doen, en aldus het elkaar naar de zin makend zal de hoogste
genade je deel zijn. (12) Als je met offers de vertegenwoordigers van
God een genoegen doet, zal je dat alles brengen wat je maar nodig hebt,
maar hij die van het leven geniet zonder offers te brengen, is zonder
meer een dief. (13) Zij die toegewijd zijn eten van de offers die ze
brengen, maar die onzuivere profiteurs die enkel maar eten om hun
zinnen te bevredigen, belanden in allerlei moeilijkheden. (14) Onze
lichamen gedijen op granen, graan is er vanwege de regen, en regen
treft men aan in gebieden waar men gewetensvol offers brengt om de
gewassen voort te brengen. (15) Die plicht wordt gerealiseerd in de
cultuur van de kennis, en de kennis vindt zijn regulatie en orde met
religieuze ontzeggingen; en aldus, om die reden, zal je in het offeren
altijd de geest vinden die alles en iedereen verbindt.
(16) Daarom is het zo dat hij die er in zijn leven
niet in slaagt de cyclische orde van het offeren, zoals men die in de
natuur aantreft, in zijn leven in te bouwen, met het dienen van zijn
zintuigen, een leven vol van problemen heeft dat tamelijk zinloos is.
(17) Anderzijds is degene die behagen schept in het ware en natuurlijke
zelf, iemand die verlichting zal vinden in zelfrealisatie; en zo
iemand, die de volmaakte tevredenheid enkel in zichzelf zoekt, kent
geen verdere verplichtingen. (18) Wat hij uit plichtsbesef doet of laat
in de wereld, zal hij nooit doen in horigheid aan de wereld, noch zal
hij het nut ervan inzien in dezen achter de rug van andere levende
wezens weg te kruipen. (19) En aldus rijst een mens boven de materie
uit als hij onthecht, maar constant, gemotiveerd is om zijn werk te
doen vanuit het oogpunt van de plicht.
(20) In onze familie zijn er grote voorbeelden van
bestuurders die zich volmaakt wisten te redden met het zich strikt aan
hun plicht houden, en zo ook behoor jij het als de juiste handelwijze
te zien om voor anderen het goede voorbeeld te geven. (21) Wat een
achtenswaardig mens doet, zal door andere mensen net zo worden gedaan;
dat wat hij doet zal door de hele wereld worden aanvaard als een
voorbeeld dat navolging verdient. (22) Ikzelf, zonder verplichtingen
met betrekking tot het hemelse, het aardse of de onderwereld, ben
evenzogoed bezig, ook al levert het mij verder niets op. (23) Zie je,
de ganse wereld zou op een chaos uitdraaien als mensen zoals ik het
zouden nalaten hun werk te doen o zoon van Prithâ, het zou tot
grote verwarring leiden en dan zou er van alle mensen op deze planeet
niets terecht komen. (24) Vanzelf zou de weg die ik zou volgen met het
mislukken aandachtig tewerk te gaan, door een ieder in ieder opzicht
worden bewandeld. (25) Aangezien de onwetende zijn werk doet in
gehechtheid, o nakomeling van Bharata, moet de ontwikkelde mens dat
zonder doen met de wens voor de gewone man het voorbeeld te geven. (26)
Tegelijkertijd moet hij ook de gewone, onwetende mens die gehecht is
aan zijn karma, niet van streek brengen; een geschoold mens moet, met
het doen van zijn plicht, allen bij zijn werk proberen te betrekken.
(27) De individuele ziel verbijsterd door het valse
ego - zijn identificatie met het lichaam -, houdt zich, onder de
invloed van de drievoudige aard van de materiële natuur, bezig met
allerlei soorten van handelingen, en aldus beschouwt hij zichzelf als
de doener. (28) Maar als een kenner van de allerhoogste waarheid o man
van zelfbeheersing, als iemand bedacht op het verschil tussen de twee
soorten van zich bezighouden met het werk van de zintuigen en met het
werk voor de zintuigen, is hij nimmer zo gefixeerd. (29) Zij die,
verbijsterd door de geaardheden der natuur, er op uit zijn die
kwaliteiten te dienen, hebben, nalatig als ze zijn in de
zelfverwerkelijking, er geen idee van; ze moeten niet van streek worden
gebracht door degenen die het wel weten. (30) In plaats daarvan, is het
beter het met het verzaken van de wereld allemaal met mij in gedachten
te doen, in de volle kennis van de ziel die gevoed wordt door een
bewustzijn dat vrij is van verlangens en hebzucht; en waag je dan, met
het aldus vrij zijn van de materiële koorts, in de strijd. (31)
Allen die indachtig deze instructies, steeds van een praktijk zijn zo
regelmatig als die van de natuur, zijn mensen van geloof en samen delen
die zonder afgunst de vrijheid vinden, zelfs het vrij zijn van de band
van de baatzuchtige arbeid. (32) Zij echter die begerig naar wat
anderen hebben, vol van afgunst, niet van een dergelijke, naar mijn
instructie geregelde, praktijk zijn, zijn in de war met iedere vorm van
logica die men maar kan aanhangen; ken hen als zijnde verloren zonder
het natuurlijke bewustzijn. (33) Ook al gaat een mens die in kennis
verkeert op eigen houtje te werk, is hij desalniettemin onderworpen aan
de natuurlijke geaardheden; wat voor zin heeft het dan om er zich van
af te keren? (34) De zintuigen, gefixeerd in hun gerichtheid op hun
voorwerpen, zijn van voorkeur en afkeer; en dit zijn emoties waardoor
men zich nooit moet laten beheersen omdat ze zonder twijfel iemands
struikelblokken vormen. (35) In geval van dit soort zaken verdient het
verre de voorkeur de eigen weg te volgen en zich erbij te vergissen dan
om perfect te zijn in het op een vervreemde manier te werk gaan; het is
zonder twijfel beter om problemen te hebben in het volgen van de eigen
aard dan om gevaar te lopen met het volgen van een vreemde manier.'
(36) Arjuna zei: 'Wat is het dan dat een mens ertoe
drijft om het kwade te doen, ook al wil hij het niet, o stierenkracht,
alsof hij ertoe gedwongen wordt?'
(37) De fortuinlijke zei: 'De lust en de woede die
je hebt van je hartstocht is het eeuwige kwaad dat de wereld naar de
ondergang leidt; ken die emotionaliteit als je grootste vijand hier
vandaag. (38) Men is er door overdekt zoals een vuur door rook overdekt
is, een spiegel door stof en een embryo door een baarmoeder. (39) Net
als vuur is het kennen van de kenner, die overdekt wordt door deze
eeuwige vijand in de vorm van ongeregelde verlangens, nimmer bevredigd,
o zoon van Kuntî. (40) Deze lust beheerst de zinnen, de geest en
de intelligentie, en zo is dan de ware kennis verhuld en is de
belichaamde verbijsterd. (41) Perk daarom, om te beginnen, de zinnen in
met behulp van een juiste regulatie, o beste van de Kurudynastie, en
wendt aldus deze aandrift van het kwaad af welke de vernietiger is van
alle kennis en wijsheid. (42) Men zegt dat de zinnen hoger geplaatst
zijn dan hun voorwerpen, dat de geest boven hen staat, en dat de
intelligentie de geest weer beheerst, maar jij, jij bent de meester van
de intelligentie. (43) Superieur aan de intelligentie, het allemaal
wetend door het vooropgezet stabiliteit verlenen aan de geest, o man
van zelfbeheersing, heers over en overwin aldus die o zo moeilijk te
verslane vijand gevonden in de vorm van de lust.'
Moderne
versie
h3
| Vorige editie h3 | Download | Vedabase ch3