HOOFDSTUK 1: DE YOGA VAN DE MISMOEDIGHEID

Over de confrontatie met de noodzaak te vechten

(1) [Tijd: 3102 B.C.] Dhritarâshthra [de blinde oom van de Pândava's, de zoons van koning Pându] zei: "Te Kurukshetra, een pelgrimsoord, verzamelden zich mijn partij en de zoons van Pându, ernaar uitziend om te vechten. Wat deden ze, o Sañjaya?"

(2) Sañjaya zei: "Toen hij de formatie van de soldaten van de Pândava's zag, benaderde koning Duryodhana [de aanvoerder van de zoons van Dhritarâshthra, de Kuru's] zijn leraar [Dronâcârya] en zei: (3) 'Zie toch hoe de zoons van Pându [een broer van Dhritarâshthra en de vader van de Pândava's], o leraar, zijn opgesteld als een grote strijdmacht door de zoon van Drupada [de schoonvader van Arjuna die de Pândava's aanvoert], uw intelligente leerling [Dhrishthadyumna]. (4) Er bevinden zich daar helden en machtige boogschutters die in het gevecht gelijk zijn aan Bhîma en Arjuna [twee van de vijf zonen van Pându] zoals Yuyudhâna en Virâtha als ook Drupada zelf, die ook een grote krijgsheer is. (5) Dhrishthâketu, Cekitâna, Kâs'irâja, en ook de zeer machtige Purujit, Kuntibhoja and S'aibya zijn er daar, allen grote helden in de samenleving. (6) Yudhâmanyu, de krachtige Uttamaujâ, de zeer machtige zoon van Subhadrâ [een zus van Krishna, een vrouw van Arjuna] en de zoons van Draupadî zijn zeker allen grote strijdwagenvechters. (7) Maar te uwer informatie, o beste onder de tweemaal geborenen, laat me u ook vertellen over de bijzonder krachtige aanvoerders van onze soldaten. (8) Van de zijde van uw goede zelf zijn er daar grootvader Bhîshma als ook Karna, Kripa, en As'vatthâmâ, Vikarna en de zoon van Somadatta [Bhuris'ravâ], die zeker ook altijd zegerijk in de strijd zijn. (9) Er zijn ook een groot aantal andere helden uitgerust met vele wapens die ervaren zijn in de strijd en bereid zijn hun levens voor mij te riskeren.(10) Onze kracht is onmetelijk, volmaakt beschermd als we zijn door grootvader Bhîshma, maar slechts beperkt is al deze kracht bij de Pândava's zo zorgvuldig beschermd door Bhîma. (11) Zij die overal strategisch staan opgesteld om Bhîshma te ondersteunen zullen zeker allen stuk voor stuk u ondersteuning verlenen.

(12) Tot zijn grote vreugde, blies de heldhaftige stamvader van de Kurudynastie, de grootvader, zeer luid vibrerend als een brullende leeuw op zijn schelphoorn. (13) Andere schelphoorns als ook grote en kleinere trommels en hoorns weerklonken plotseling daarop allen tezamen, hetgeen tot een geweldig tumult culmineerde. (14) Daarop lieten Mâdhava [Krishna als de echtgenoot van de godin van het geluk] met Arjuna staande in een grote strijdwagen getrokken door witte paarden, beiden vol zelfvertrouwen hun goddelijke schelphoorns weerklinken. (15) Hrishîkes'a [Krishna als de Heer der Zinnen] blies op de Pâñcajanya, Arjuna op de Devadatta en de bovenmenselijk krachtige Bhîma, de gretige eter, blies op de Paundra. (16-17-18) De koning, de zoon van Kuntî [Yudhishthhira de oudste Pândava] blies op Ananta-vijaya terwijl Nakula en Sahadeva [de Pândava tweeling broers] op de Sughosha en de Manipushpaka bliezen. Zo ook bliezen de koning van Kâs'î [Varanasi], de grote boogschutter Sikhandî en de grote krijgsheer Dhrishthadyumna, Virâtha [die de Pândava's onderdak bood], Sâtyaki [Yuyudhâna, de wagenmenner van Krishna] die nog nooit was verslagen en, o Koning, Drupada tezamen met al de zoons van de Pândava's en de machtig bewapende Abhimanyu [de zoon van Subhadrâ], ieder op hun eigen schelphoorns. (19) Die trilling verscheurde de harten van de zoons van Dhritarâshthra, daar ze de hemel zowel als de aarde op hun grondvesten deed schudden. (20) O Koning, toen sprak op dat moment de zoon van Pându, die Hanumân in zijn vaandel voerde en vanaf zijn strijdwagen de zoons van Dhritarâshthra gadesloeg in voorbereiding op het opnemen van zijn boog en het afschieten van zijn pijlen, de volgende woorden tot Hrishîkes'a:

(21-22) Arjuna zei: 'Rijdt alsjeblieft mijn strijdwagen tussen de beide legers, o Onfeilbare, voor zo lang ik de tijd heb hen gade te slaan, die hier verlangend naar de strijd staan opgesteld op het slagveld om zich met mij in deze gewapende konfrontatie te meten. (23) Laat me hen bezien die zullen vechten en hier bijeen zijn gekomen in het verlangen de boosaardige zoon van Dhritarâshthra te behagen.'

(24) Sañjaya zei: "O zoon van Bharata, op die wijze toegesproken door Arjuna, plaatste Hrishîkes'a de machtig mooie strijdwagen temidden van de twee legers. (25) Tegenover Bhîshma, Drona en al de legeraanvoerders van de wereld zei de Heer: 'O zoon van Prithâ, zie hoe al de leden van de Kuru-dynastie zich hier hebben verzameld'. (26) Daar kon hij inderdaad de beide partijen van de strijdmachten zien staan: zijn vaders, grootvaders, leraren, ooms van moeders zijde, broers, zoons, kleinzonen, vrienden als ook zijn schoonvaders en weldoeners. (27) Allerlei leden van de familie ziend raakte hij, de zoon van Kuntî, overmand door een grote mate van mededogen en begon hij weeklagend te spreken.

(28) Arjuna zei: 'Het aanzien van al deze verwanten, o Krishna, allen aanwezig met de bedoeling om te vechten, doet mijn ledematen beven en maakt mijn mond droog. (29) Mijn lichaam trilt en mijn haar staat overeind, mijn Gândîva [zijn boog] glijdt uit mijn hand en mijn huid is zeker gloeiend. (30) Noch ben ik in staat te blijven staan, mijn denken slaat op hol en ik zie alleen nog maar het tegengestelde, o Kes'ava [Krishna als de doder van het dolle paard Kes'î]. (31) Noch voorzie ik enig goeds in het doden van mijn eigen verwanten in de strijd en verlang ik ook niet naar de overwinning, o Krishna, noch verwacht ik daar een gelukkig koninkrijk van. (32-35) Wat baat ons het koninkrijk, Govinda? Welke levensvreugde vinden we erin als het koninkrijk door ons wordt verlangd terwille van diegenen die dat materiële geluk en genoegen ook verlangen terwijl ze allen hier op het slagveld tegenover ons staan opgesteld en bereid zijn hun leven ervoor op te geven: onze leraren, vaders, zoons als ook voorzeker onze grootvaders. Al deze ooms van moeders zijde, schoonvaders, kleinzonen en zwagers en andere familie wens ik nooit te doden of te worden gedood, o Madhusûdana [Krishna die Madhu versloeg]. Nog niet in ruil voor de drie werelden wil ik het koninkrijk, om nog maar te zwijgen het terwille van het aardse te hebben - welk genoegen valt er te beleven aan het doden van de zoons van Dhritarâshthra, o Janârdana [Krishna als de handhaver van de drie werelden]? (36) Voorzeker zullen we ons met zonden overladen al deze agressors te doden en daarom zouden we nooit de zoons van Dhritarâshthra tezamen met hun vrienden en verwanten van het leven moeten beroven. Hoe kunnen wij nu gelukkig worden door te doden, o Mâdhava?

(37-38) Zelfs als ze vanuit hun hart overweldigd door begeerte de fout niet inzien van het doden van de familie, het redetwisten met vrienden en het moeten ondergaan van de terugslagen ervan - waarom zouden wij, die de misdaad van het vernietigen van een dynastie inzien, ons niet afkeren van dergelijke zonden, o Janârdana? (39) De familie vernietigen, zal haar eeuwige religieuze tradities doen verdwijnen als gevolg waarvan de gehele familie zijn plichtsbesef zal verliezen, zo zegt men. (40) Met het overwegen van dit gebrek aan verantwoordelijkheid zullen, o Krishna, de vrouwen van de familie bedorven raken en van het ondermijnen van de vrouwelijkheid zal er een verwarring van identiteit in de samenleving zijn. (41) Een dergelijke verwarring zal zeker het leven van de familieleden van diegenen die hun familie hebben gedood in de hel doen belanden, daar ze met de val van hun voorvaderen er eveneens mee zullen zijn opgehouden offerandes van voedsel en water te brengen. (42) Zulke fouten van al diegenen die de familie vernietigden en verward raakten in hun identiteit, zullen de voortzetting van de rechtgeaardheid van status-oriëntaties en familietradities in de samenleving verwoesten. (43) Van hen die de familietradities bedierven, o Janârdana, zal men altijd in de hel blijken te belanden, zo heb ik gehoord van de geleerden. (44) Helaas, wars daarvan hebben we ertoe besloten grote zonden te begaan in het trachten te doden van onze familie in ons door begeerte voortgedreven verlangen naar koninklijk geluk. (45) Het zou beter voor me zijn mijn verzet en wapenen op te geven en me te laten doden door de wapens in de handen van de zoons van Dhritarâshthra op het slagveld."

(46) Sañjaya zei: "Na zo op het slagveld te hebben gesproken, ging Arjuna op de zitting van zijn strijdwagen zitten, zijn boog en pijlen wegzettend, van streek door een geest vol treurnis."

 

 

 

 

 

Filognostisch* begrip van de Bhagavad Gîtâ van Orde

Tekst 1

[Tijd: 3102 B.C.] Dhritarâshthra [de blinde oom van de Pândava's, de zoons van koning Pându] zei: "Te Kurukshetra, een pelgrimsoord, verzamelden zich mijn partij en de zoons van Pându, ernaar uitziend om te vechten. Wat deden ze, o Sañjaya?"

FILOGNOSTISCHE VERTALING

De blinde oom en het hoofd van de familie Dhritarâshthra zei: "Te Kurukshetra, het pelgrimsoord waar we bidden voor ons welzijn en onze greep op de wereld, verzamelden zich mijn familieleden en mijn neven de Pândava's terwille van de gerechtigheid, wat precies heeft zich daar afgespeeld, mijn beste Sañjaya?" (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 2

Sañjaya zei: "Toen hij de formatie van de soldaten van de Pândava's zag, benaderde koning Duryodhana [de aanvoerder van de zoons van Dhritarâshthra, de Kuru's] zijn leraar [Dronâcârya] en zei:

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Sañjaya zei: "Duryodhana, die nobele en gedistingeerde zoon van u, raadpleegde, geplaatst voor de strijdkrachten van het verzamelde leger van uw neven de Pândava's, op dat moment zijn voormalige leraar in de krijgskunst Drona en zei tot hem: (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 3

' Zie toch hoe de zoons van Pându [een broer van Dhritarâshthra en de vader van de Pândava's], o leraar, zijn opgesteld als een grote strijdmacht door de zoon van Drupada [de schoonvader van Arjuna die de Pândava's aanvoert], uw intelligente leerling [Dhrishthadyumna].

FILOGNOSTISCHE VERTALING

'Beste meester Drona, kijk nu eens wat voor een machtig leger er aan de zijde van de zoons van Pându werd opgesteld door uw zo heel intelligente leerling, de zoon van Drupada (Dhrishthadyumna)! (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 4

Er bevinden zich daar helden en machtige boogschutters die in het gevecht gelijk zijn aan Bhîma en Arjuna [twee van de vijf zonen van Pându] zoals Yuyudhâna en Virâtha alsook Drupada zelf, die ook een grote krijgsheer is.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Ze slaagden erin een aantal mensen van aanzien achter zich te krijgen, zoals daar zijn Arjuna's schoonvader Drupada, zowel als enkele andere grote krijgsheren Yuyudhâna en Virâtha, die minstens zo bedreven in de krijgskunst zijn als Bhîma en Arjuna zelf. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 5

Dhrishthaketu, Cekitâna, Kâs'irâja, en ook de zeer machtige Purujit, Kuntibhoja and S'aibya zijn er daar, allen grote helden in de samenleving.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

En we mogen ook beducht zijn voor hun steungroep aan vechters die bestaat uit Dhrishthaketu, Cekitâna, Kâs'îrâja, de o zo machtige Purujit, Kuntibhoja en de uitmuntende kerel S'aibya. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 6

Yudhâmanyu, de krachtige Uttamaujâ, de zeer machtige zoon van Subhadrâ [een zus van Krishna, een vrouw van Arjuna] en de zoons van Draupadî zijn zeker allen grote strijdwagenvechters.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Yudhâmanyu, de machtige Uttamaujâ, de zeer machtige zoon van de zus van Krishna, Subhadrâ, en de mannen van Draupadî: allen zijn ze waarlijk grootse strijdwagenvechters. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 7

Maar te uwer informatie, o beste onder de tweemaal geborenen, laat me u ook vertellen over de bijzonder krachtige aanvoerders van onze soldaten.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Maar wees gerust, wij van onze kant zijn niet minder rechtstreeks en trouw ondersteund door de kwaliteiten van de strijders aan onze zijde. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 8

Van de zijde van uw goede zelf zijn er daar grootvader Bhîshma als ook Karna, Kripa, en As'vatthâmâ, Vikarna en de zoon van Somadatta [Bhuris'ravâ], die zeker ook altijd zegerijk in de strijd zijn.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Ter ondersteuning van uwe goedheid zijn er grootvader Bhîshma alsmede Karna, Kripa en As'vatthâmâ, Vikarna en de zoon van Somadatta, die allen, wis en zeker, altijd zegerijk uit de strijd zijn verschenen. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 9

Er zijn ook een groot aantal andere helden uitgerust met vele wapens die ervaren zijn in de strijd en bereid zijn hun levens voor mij te riskeren.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

En er zijn nog veel meer helden met krijgservaring die, uitgerust met allerhande wapens, bereid zijn hun levens terwille van mij op het spel te zetten. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 10

Onze kracht is onmetelijk, volmaakt beschermd als we zijn door grootvader Bhîshma, maar slechts beperkt is al deze kracht bij de Pândava's zo zorgvuldig beschermd door Bhîma.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Onder de vleugels van onze roemruchte grijze eminentie, grootvader Bhîshma, hebben we, onbegrensd als we zijn in onze middelen en invloed, niets te vrezen van de maar geringe macht en invloed van Bhîma en zijn Pândubroeders in de liefdadigheid. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 11

Zij die overal strategisch staan opgesteld om Bhîshma te ondersteunen zullen zeker allen stuk voor stuk u ondersteuning verlenen.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Niemand van onze getrouwen zal ooit, vanuit de onbetwiste zeggenschap van onze positie, u in de steek laten, durf ik te beweren.' (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 12

Tot zijn grote vreugde, blies de heldhaftige stamvader van de Kurudynastie, de grootvader, zeer luid vibrerend als een brullende leeuw op zijn schelphoorn.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Duryodhana was blij toen hij van de kant van grootvader Bhîshma de leeuwenbrul van het geluid van zijn schelphoorn te horen kreeg ter aankondiging van de veldslag. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 13

Andere schelphoorns als ook grote en kleinere trommels en hoorns weerklonken plotseling daarop allen tezamen, hetgeen tot een geweldig tumult culmineerde.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Meteen daarop was er plotseling van alle kanten van de Kauravastellingen het geluid te horen van hun hoornschelpen, trompetten en trommels, hetgeen tezamen aanzwol tot een enorm tumult. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 14

Daarop lieten Mâdhava [Krishna als de echtgenoot van de godin van het geluk] met Arjuna staande in een grote strijdwagen getrokken door witte paarden, beiden vol zelfvertrouwen hun goddelijke schelphoorns weerklinken.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

In reactie daarop lieten de echtgenoot van de godin van het geluk en de zoon van Pându, op hun beurt hun goddelijke schelphoorns klinken. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 15-18

Hrishîkes'a [Krishna als de Heer der Zinnen] blies op de Pâñcajanya, Arjuna op de Devadatta en de bovenmenselijk krachtige Bhîma, de gretige eter, blies op de Paundra. De koning, de zoon van Kuntî [Yudhishthhira de oudste Pândava] blies op Ananta-vijaya terwijl Nakula en Sahadeva [de Pândava tweeling broers] op de Sughosha en de Manipushpaka bliezen. Zo ook bliezen de koning van Kâs'î [Varanasi], de grote boogschutter Sikhandî en de grote krijgsheer Dhrishthadyumna, Virâtha [die de Pândava's onderdak bood], Sâtyaki [Yuyudhâna, de wagenmenner van Krishna] die nog nooit was verslagen en, o Koning, Drupada tezamen met al de zoons van de Pândava's en de machtig bewapende Abhimanyu [de zoon van Subhadrâ], ieder op hun eigen schelphoorns.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Krishna, de heer der zinnen, blies op de Pâñcajanya, Arjuna op de Devadatta en de oppermachtige Bhîma, de gretige eter, blies op de grote hoorn genaamd de Paundra. Koning Yudhishthhira, de oudste Pândava, blies op de Ananta-vijaya terwijl Nakula en Sahadeva op de Sughosha en Manipushpaka bliezen. Zo was er ook het hoorngeschal van de koning van Kâs'î, de grootse boogschutter S'ikhandî en de grote krijgsheren Dhrishthadyumna, Virâta, Sâtyaki die nog nimmer was verslagen en, o Koning, Drupada samen met al de mannen van Drupadî en de behendige Abhimanyu. (Sanskriet & traditie) 16-18: (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 19

Die trilling verscheurde de harten van de zoons van Dhritarâshthra, daar ze de hemel zowel als de aarde op hun grondvesten deed schudden.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

De reactie van hun tegenstanders, die evenzo tumultueus door de lucht schalde en de aarde deed schudden als bij hen het geval was, bracht de Kaurava's aan het schrikken en verscheurde hen innerlijk. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 20

O Koning, toen sprak op dat moment de zoon van Pându, die Hanumân in zijn vaandel voerde en vanaf zijn strijdwagen de zoons van Dhritarâshthra gadesloeg in voorbereiding op het opnemen van zijn boog en het afschieten van zijn pijlen, de volgende woorden tot Hrishîkes'a:

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Toen de zoon van Pându, Arjuna, die voor de strijd klaarstond met zijn boog en pijlen, zag hoe de tegenpartij van de Kaurava's zich opmaakte om hen in de strijd te verslaan, richtte hij, in zijn strijdwagen staand met Krishna aan de teugels, zich tot de meester der zinnen, zijn goddelijke vriend. (Sanskriet & traditie)

  

Tekst 21-22

Arjuna zei: 'Rijdt alsjeblieft mijn strijdwagen tussen de beide legers, o Onfeilbare, voor zo lang ik de tijd heb hen gade te slaan, die hier verlangend naar de strijd staan opgesteld op het slagveld om zich met mij in deze gewapende konfrontatie te meten.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Arjuna zei: 'Alsjeblieft trefzekere, zoals hij Krishna ook wel noemde, rij de wagen naar het midden van het slagveld zodat ik zicht heb op de troepen, aldaar ter ondersteuning van zowel mij als mijn tegenstanders voor de eindstrijd verzameld. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 23

Laat me hen bezien die zullen vechten en hier bijeen zijn gekomen in het verlangen de boosaardige zoon van Dhritarâshthra te behagen.'

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Laat me op dit slagveld mijn Kauravategenstanders tegemoet treden die zo zeker zijn van hun verworven privileges in het behagen van die doortrapte Dhritarâshthra die voor onze oom moet doorgaan.' " (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 24

Sañjaya zei: " O zoon van Bharata, op die wijze toegesproken door Arjuna, plaatste Hrishîkes'a de machtig mooie strijdwagen temidden van de twee legers.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Sañjaya zei: "O nakomeling van Bharata, er aldus toe verzocht reed Krishna de strijdwagen naar het midden van Kurukshetra, om precies temidden van de daar tegenover elkaar opgestelde legers te stoppen. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 25

Tegenover Bhîshma, Drona en al de legeraanvoerders van de wereld zei de Heer: ' O zoon van Prithâ, zie hoe al de leden van de Kuru-dynastie zich hier hebben verzameld '.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Met voor ogen Bhîshma, Drona en al de leiders van de wereld die zich aldaar voor de eindstrijd nog meer verzameld hadden, zei de fortuinlijke: 'O zoon van tante Kuntî, kijk hoe al de leden van de Kauravafamilie hier bijeengekomen zijn.' (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 26

Daar kon hij inderdaad de beide partijen van de strijdmachten zien staan: zijn vaders, grootvaders, leraren, ooms van moeders zijde, broers, zoons, kleinzonen, vrienden als ook zijn schoonvaders en weldoeners.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

En daar, te Kurukshetra, zag hij daadwerkelijk de partijen opgesteld staan van zijn vaders, grootvaders, ooms, neven, vrienden, weldoeners en dergelijke. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 27

Allerlei leden van de familie ziend raakte hij, de zoon van Kuntî, overmand door een grote mate van mededogen en begon hij weeklagend te spreken.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Precies daar midden tussen hen in geplaatst voor de massale bijeenkomst van zijn familie, raakte de zoon van tante Prithâ overweldigd door een stortvloed van strijdige gevoelens en stond hij als aan de grond genageld, er niet toe in staat om nog maar één stap te verzetten. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 28

Arjuna zei: 'Het aanzien van al deze verwanten, o Krishna, allen aanwezig met de bedoeling om te vechten, doet mijn ledematen beven en maakt mijn mond droog.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Arjuna zei: 'Van de aanblik van al deze verwanten, Krishna, mijn beste vriend, er klaar voor om elkaar op leven en dood te bestrijden, wordt ik bloednerveus, het jaagt me verschrikkelijke angst aan. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 29

Mijn lichaam trilt en mijn haar staat overeind, mijn Gândîva [zijn boog] glijdt uit mijn hand en mijn huid is zeker gloeiend.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Het zweet loopt me koud langs de rug en mijn lichaam weigert dienst, mijn woorden ben ik kwijt en ik voel me branden alsof ik koorts heb. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 30

Noch ben ik in staat te blijven staan, mijn denken slaat op hol en ik zie alleen nog maar het tegengestelde, O Kes'ava [Krishna als de doder van het dolle paard Kes'î].

FILOGNOSTISCHE VERTALING

De wereld draait me voor de ogen, ik moet er echt even bij gaan zitten. Ik ben het allemaal kwijt opeens en zie het helemaal niet meer zitten met dit gebeuren, o toonbeeld van schoonheid! (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 31

Noch voorzie ik enig goeds in het doden van mijn eigen verwanten in de strijd en verlang ik ook niet naar de overwinning, o Krishna, noch verwacht ik daar een gelukkig koninkrijk van.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Wat voor nut heeft het om al deze tegendraadse familieleden ter dood te brengen! Ik ben helemaal niet uit op een overwinning Krishna, in wat voor een wereld komen we anders terecht? (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 32-35

Wat baat ons het koninkrijk, Govinda? Welke levensvreugde vinden we erin als het koninkrijk door ons wordt verlangd terwille van diegenen die dat materiële geluk en genoegen ook verlangen terwijl ze allen hier op het slagveld tegenover ons staan opgesteld en bereid zijn hun leven ervoor op te geven: onze leraren, vaders, zoons als ook voorzeker onze grootvaders. Al deze ooms van moeders zijde, schoonvaders, kleinzonen en zwagers en andere familie wens ik nooit te doden of te worden gedood, o Madhusûdana [Krishna die Madhu versloeg]. Nog niet in ruil voor de drie werelden wil ik het koninkrijk, om nog maar te zwijgen het terwille van het aardse te hebben - welk genoegen valt er te beleven aan het doden van de zoons van Dhritarâshthra, o Janârdana [Krishna als de handhaver van de drie werelden]?

FILOGNOSTISCHE VERTALING

O vriend van de vrouwen, wat houdt de heerschappij over de wereld nu in voor ons? Wat voor geluk is er te vinden in het begeren van een bestuur naar eigen snit om de scepter te zwaaien over vrienden en verwanten, over hen die zich nu tegenover elkaar hebben opgesteld om elkaar te overtreffen tot de dood erop volgt? God nog aan toe, het zijn onze vaders, leraren, zoons, ooms en grootvaders! Ik wens het niet om wie van hen ook te doden noch dat ze ook maar iemand van ons doden, o wanhoop van de duivel! Voor geen goud van de wereld wens ik me zoiets, nog niet in mijn stoutste dromen! Ik ben niet geïnteresseerd in een veldslag om de zoons van oom Dhritarâshthra te verslaan, o behoeder van de wereld! (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 36

Voorzeker zullen we ons met zonden overladen al deze agressors te doden en daarom zouden we nooit de zoons van Dhritarâshthra tezamen met hun vrienden en verwanten van het leven moeten beroven. Hoe kunnen wij nu gelukkig worden door te doden, o Mâdhava?

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Zoiets als het ten strijde trekken tegen je eigen soort, staat toch gelijk aan waanzin! Hoe kan je er nu gelukkig van worden anderen om het leven te brengen, o liefste van allemaal? Is dat geen pure zelfmoord? Bezorgt je dat geen slecht karma? (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 37-38

Zelfs als ze vanuit hun hart overweldigd door begeerte de fout niet inzien van het doden van de familie, het redetwisten met vrienden en het moeten ondergaan van de terugslagen ervan - waarom zouden wij, die de misdaad van het vernietigen van een dynastie inzien, ons niet afkeren van dergelijke zonden, o Janârdana?

FILOGNOSTISCHE VERTALING

En zelfs al zijn ze zo blind als oom Dhritarâshthra in het in hun begeerte ontkennen en weerstreven, in het vechten en ruziën met vrienden ongeacht de gevolgen ervan; waarom zouden wij, die dit alles helder voor ogen hebben, ons niet van een dergelijk grotesk zelfverraad afwenden, o veroveraar van de weelde? (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 39

De familie vernietigen, zal haar eeuwige religieuze tradities doen verdwijnen als gevolg waarvan de gehele familie zijn plichtsbesef zal verliezen, zo zegt men.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Met het op deze manier schenden van de familie-eer, zullen al haar gebruiken en moeizaam verworven respect verdwijnen en zal de ganse familie haar plichtsbesef verliezen, zo zal een ieder beamen. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 40

Met het overwegen van dit gebrek aan verantwoordelijkheid zullen, o Krishna, de vrouwen van de familie bedorven raken en van het ondermijnen van de vrouwelijkheid zal er een verwarring van identiteit in de samenleving zijn.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Met een dergelijke onverantwoordelijke houding, beste Krishna, zullen de vrouwen van de familie hun respect voor ons verliezen en zal, aldus uit de gratie geraakt, geen mens meer weten wie hij is. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 41

Een dergelijke verwarring zal zeker het leven van de familieleden van diegenen die hun familie hebben gedood in de hel doen belanden, daar ze met de val van hun voorvaderen er eveneens mee zullen zijn opgehouden offerandes van voedsel en water te brengen.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Ook zal aldus de kans op een goed leven van ons nageslacht bedorven zijn, omdat zij, als wij in wederzijdse minachting zijn vervallen, er ook niet langer meer in zullen slagen om te weten hoe ze achting moeten hebben voor of vertrouwen moeten stellen in welke vorm van wederkerige, gezonde en beschaafde humaniteit ook. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 42

Zulke fouten van al diegenen die de familie vernietigden en verward raakten in hun identiteit, zullen de voortzetting van de rechtgeaardheid van status-oriëntaties en familietradities in de samenleving verwoesten.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Door deze fouten gemaakt door allen die de familie naar de ondergang leidden en waardoor er verwarring bestaat in de samenleving, zal aldus de rechtschapenheid van de maatschappelijke klassen en leeftijdsgroepen verloren gaan en zal ook iedere goede gewoonte die de gemeenschap erop nahield met de ether verloren zijn. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 43

Van hen die de familietradities bedierven, o Janârdana, zal men altijd in de hel blijken te belanden, zo heb ik gehoord van de geleerden.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Zoals men het altijd zegt: zij die de tradities bedierven, o aansporing van de mens, blijken altijd in de hel te belanden. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 44

Helaas, wars daarvan hebben we ertoe besloten grote zonden te begaan in het trachten te doden van onze familie in ons door begeerte voortgedreven verlangen naar koninklijk geluk .

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Begerig het opperste gezag uit te oefenen en de privileges te genieten, hebben we er merkwaardig genoeg toe besloten om tegen beter weten in te handelen. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 45

Het zou beter voor me zijn mijn verzet en wapenen op te geven en me te laten doden door de wapens in de handen van de zoons van Dhritarâshthra op het slagveld. "

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Ik kan maar beter nu meteen mijn verzet opgeven en hen de overwinning in de strijd gunnen.' " (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 46

Sañjaya zei: " Na zo op het slagveld te hebben gesproken, ging Arjuna op de zitting van zijn strijdwagen zitten, zijn boog en pijlen wegzettend, van streek door een geest vol treurnis."

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Sañjaya zei: "En zo, aldaar, precies tussen de klaarstaande legers, ging Arjuna bij de pakken neerzitten in zijn strijdwagen en zette hij, met een geest vol van vertwijfeling en droefenis, het gevecht uit zijn hoofd." (Sanskriet & traditie)

   

 

 

Versies geraadpleegd:

- Een Lied van Geluk - Een moderne Gîtâ - de moderne versie van filognosie (ook in mp3-audio).

- Een Lied van Geluk - Een Klassieke Gîtâ - de klassieke versie van filognosie.

- The Bhagavad Gîta-as-it-is by Swami Bhaktivedânta Prabhupâda (PDF-download).

- The Bhagavad Gîta-as-it-is: online (version 1.0).

- The Bhagavad Gita by the Bhagavad Gita Trust.

- Bhagavad Gita by Sanderson Beck.

- Bhagavad Gita by Ramanad Prasad (American Gita society).

- Srimad Bhagavad-gita - The Hidden Treasure of the Sweet Absolute (from the Vaishnav' S'rî Caitanya Saraswath math).

Sanskrit dictionary: (Monier-Williams' 'Sanskrit-English Dictionary').

  
 
  

 

   

 
     Bestel het boek: 'Een Lied van Geluk - Een klassieke Gîtâ' 



 

Productie en copyright van deze vertaling: Anand Aadhar Prabhu              
De filognostische vertaling is van dezelfde auteur.              
2007©Bhagavata.org