BHAGAVAD GITA VAN ORDE: HOOFDSTUK 2a

 

 
 
 

HOOFDSTUK 2a: DE YOGA VAN DE ANALYTISCHE KENNIS

Over de kennis van de ziel (2.1-2.38)

(1) Sañjaya zei: "Tot hem [Arjuna], die op die manier overmand was door mededogen, zijn ogen vol met tranen had en weeklaagde, sprak Madhusûdana [Krishna als de doder van Madhu] de volgende woorden:

(2) De Allerhoogste Heer zei: 'Vanwaar deze onzuiverheid van weeklagen in dit uur van crisis? Deze praktijk van de onbeschaafden, die niet tot een betere wereld leidt, is de oorzaak van schande, o Arjuna. (3) Laat je niet gaan in dit onvermogen, o zoon van Prithâ, deze enggeestigheid en weekhartigheid past je niet - geef het op en sta op, o bestraffer van de vijand!'

(4) Arjuna zei: 'Hoe kan ik nu met pijlen in het gevecht in de tegenaanval gaan tegen Bhîshma en Drona, o Madhusûdana - ze zijn vererenswaardig, o doder van de vijanden! (5) Zelfs bedelen in dit leven op de planeet is voorzeker beter dan die superieure grote zielen te doden, zelfs als die leraren werelds gewin verlangen - voorzeker zal ons genieten van de geneugten des levens met bloed bevlekt zijn! (6) Ook weten we niet wat beter voor ons zou zijn: dat wij hen overwinnen of dat zij ons overwinnen - het staat vast dat van degene die dat door te doden realiseert, we het nooit wensen om te leven, allen zoals we staan opgesteld tegenover de zonen van Dritharâshthra. (7) Aangedaan door de kenmerken van de misère en de zwakheid, vraag ik je, in mijn hart verward over mijn plicht wat het beste zou zijn: vertel me het alsjeblieft in vertrouwen; instrueer me daar ik me aan je heb overgegeven als je volgeling. (8) Ik zie niet helder in wat de treurnis zou verdrijven die me van mijn zinnen berooft in het [op deze manier] bereiken van de onbetwiste voorspoed van een koninkrijk op aarde of zelfs de heerschappij van het goddelijke.'

(9) Sañjaya zei: "Zich op die manier tot Hrisîkes'a richtend, zei Gudâkes'a [Arjuna als de meester van het afwenden van onwetendheid], de bestraffer der vijanden: 'Ik zal niet vechten'. Na dit Govinda gezegd te hebben viel hij toen stil. (10) O afstammeling van Bharata, daar, tussen de legers van beide partijen, sprak Hrisîkes'a glimlachend tot de weeklagende de volgende woorden.

(11) De Allerhoogste Heer zei: 'Je weeklaagt over wat het niet waard is om over te weeklagen en je bedient je eveneens van geleerde woorden - of er nu wel of niet levens verloren gaan, de wijzen weeklagen niet. (12) Nimmer bestond ik in werkelijkheid niet wanneer dan ook, noch was dat voor jou zo; noch voor welke van deze koningen ook - nimmer zullen zeker allen van ons ook hierna niet bestaan. (13) Van het belichaamd zijn kent men het fysieke van de kindertijd, de jeugd en de ouderdom - dienovereenkomstig misleidt het bereiken van het voorbije van het lichaam ook nooit hen die nuchter zijn. (14) Het is alleen maar zintuiglijke waarneming, o zoon van Kuntî, zoals zomer en winter, geluk en gegeven pijn, verschijnen en verdwijnen; geen van hen is permanent, probeer dat enkel te verdragen, o afstammeling van de Bharata dynastie. (15) De persoon die dan nooit van dit alles van streek is, o beste onder de mensen, en gelijkmoedig is en stabiel in geluk en verdriet, wordt beschouwd als zijnde geschikt voor de bevrijding.

(16) Nooit is er van het valse [asat, de tijdelijke vorm] enige bestendigheid noch kan men van het eeuwige [sat, het ware, de ziel] enig beëindigen verwachten, zo benadrukken de zieners die dit concludeerden uit de studie van beide. (17) Weet dat dit alles waarvan het hele lichaam is doordrongen onvergankelijk is en dat niemand in staat is het te vernietigen. (18) Al deze materiële lichamen zijn vergankelijk terwijl van de belichaamde ziel wordt gezegd dat hij nooit vernietigd wordt en onmetelijk is, derhalve vecht, o afstammeling van Bharata. (19) Een ieder die veronderstelt dat deze [ziel] de doder is alsook een ieder die denkt dat ze kan worden gedood, zal van elk van die twee stellingen nooit in kennis zijn; nooit doodt hij of kan hij worden gedood. (20) Hij is nooit geboren, noch zal hij ooit sterven; nooit ontstond hij noch zal hij ooit ophouden te bestaan - hij zal niet reïncarneren, hij is ongeboren, eeuwig en permanent; hij is de oudste en wordt nooit gedood als het lichaam wordt gedood. (21) Hij die weet dat deze [ziel] het onvernietigbare, altijd bestaande is, dat ongeboren en niet aan verandering onderhevig is - hoe kan die persoon, o Pârtha, de oorzaak zijn van doden of gedood worden? (22) Precies zoals men afgedragen kleding opgeeft en nieuwe accepteert, geeft de belichaamde [ziel] op dezelfde manier oude lichamen op en accepteert hij waarlijk verschillende nieuwe. (23) Nooit kan deze ziel in stukken gesneden, door vuur verbrand, verdrinken in water, of verweren in de wind. (24) Deze onbreekbare ziel die niet kan worden verbrand, opgelost in water, of uitdrogen, is zeker eeuwig, alles doordringend, continuerend, onbeweeglijk en oorspronkelijk.

(25) Zoals men over hem spreekt als zijnde onzichtbaar, ondoorgrondelijk en stabiel, zou je heel goed moeten weten dat deze ziel nooit het weeklagen waard is. (26) Indien, echter, je van hem denkt als altijd geboorte nemend of de dood vindend, dan nog, o sterk gearmde, is hij het weeklagen niet waard. (27) De dood is een zeker feit voor degene die wordt geboren en ook is geboorte zeker voor hen die sterven; het zijn onvermijdelijke zaken die het derhalve niet verdienen om over te weeklagen. (28) In het begin zijn allen ongemanifesteerd, ze zijn gemanifesteerd in het midden en op het eind, o afstammeling van Bharata, zijn ze allemaal verdwenen, waarom dan klagen als het allemaal is zoals dit? (29) Sommigen zien hem als verbazingwekkend, sommigen spreken van hem als verbazingwekkend en anderen leren hem zeker kennen als zijnde verbazingwekkend, terwijl nog weer anderen, zelfs al hoorden ze van deze ziel, hem gewis nooit zullen begrijpen. (30) Deze ziel, de eeuwige eigenaar van het lichaam van iedereen, kan niet worden gedood en derhalve, o afstammeling van Bharata, zou je niet moeten treuren om enig levend wezen.

(31) Ook, inderdaad in de overweging van je eigen plichten zou je er niet aan moeten twijfelen te vechten ter wille van de religie, daar er voor een bestuurder waarlijk geen betere bezigheid bestaat dan dat. (32) O zoon van Prithâ, gelukkig zijn de heersers die komen tot de oorlog die uit zichzelf kwam, daar voor hen de poorten van de hemel wijd open staan. (33) Daarom zou je dit vechten moeten verrichten als een religieuze plicht - niet handelend overeenkomstig je eigen aard, zal je je reputatie verliezen en in zonde vervallen. (34) Over je schande zullen de mensen altijd spreken daar voor een respectabel man oneer erger is dan de dood. (35) Ermee ophoudend uit angst het slagveld verlatend, zullen de grote krijgsheren die jou ook in hoge achting houden, je beschouwen als iemand van een lager gehalte. (36) Vele van je vijanden zullen onaardige woorden spreken en je vaardigheid bespotten. Wat, vanzelf, is er pijnlijker dan dat? (37) Of, gedood wordend, zal je het koninkrijk der hemelen bereiken, of, overwinnend, zal je de wereld genieten, derhalve sta op, o zoon van Kuntî, en vecht met de zekerheid der vastberadenheid. (38) Gelijkmoedig in geluk en ongeluk, winst en verlies, overwinning of nederlaag; daarnaar tewerk gaand ter wille van het vechten, zal je op deze manier nooit enige zonde begaan.

 

 

 

 

   

Filognostisch* begrip van de Bhagavad Gîtâ van Orde

Tekst 1

Sañjaya zei: "Tot hem [Arjuna], die op die manier overmand was door mededogen, zijn ogen vol met tranen had en weeklaagde, sprak Madhusûdana [Krishna als de doder van Madhu] de volgende woorden:

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Sañjaya zei: "Toen hij zijn vriend zo bezwaard zag en tot vertwijfeling gedreven, sprak de wanhoop van de duivel de volgende woorden: (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 2

De Allerhoogste Heer zei: 'Vanwaar deze onzuiverheid van weeklagen in dit uur van crisis? Deze praktijk van de onbeschaafden, die niet tot een betere wereld leidt, is de oorzaak van schande, o Arjuna.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

De grote ziel zei: 'Het is nu echt niet het goede moment om het op te geven Arjuna. Dit past je in het geheel niet. Zo gaan verliezers tewerk die nimmer een betere wereld in het leven roepen, het is echt een schande! Arjuna, verman jezelf! (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 3

Laat je niet gaan in dit onvermogen, o zoon van Prithâ, deze enggeestigheid en weekhartigheid past je niet - geef het op en sta op, o bestraffer van de vijand!'

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Geef niet toe aan een dergelijke sentimentele zwakheid, het leidt tot niets dan waanzin, sta je mannetje en ga over tot de strijd, overwin je angst voor de dood!' (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 4

Arjuna zei: 'Hoe kan ik nu met pijlen in het gevecht in de tegenaanval gaan tegen Bhîshma en Drona, o Madhusûdana - ze zijn vererenswaardig, o doder van de vijanden!

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Arjuna bracht ertegenin: 'Hoe kan ik nu in de aanval gaan tegen Bhîshma en meester Drona, het zijn achtenswaardige heren van groot aanzien! Wat ben ik dan wel niet, o wanhoop van de duivel? (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 5

Zelfs bedelen in dit leven op de planeet is voorzeker beter dan die superieure grote zielen te doden, zelfs als die leraren werelds gewin verlangen - voorzeker zal ons genieten van de geneugten des levens met bloed bevlekt zijn!

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Zou ik er niet beter aan doen voor de rest van mijn leven van de liefdadigheid te leven dan die hoogstaande en achtenswaardige heren naar beneden te halen, ook al begeren ze, als leiders en leraren, het koninkrijk der hemelen op aarde? Ik maak mijn handen niet vuil aan dit soort zaken, dat is mijn eer veel te na! (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 6

Ook weten we niet wat beter voor ons zou zijn: dat wij hen overwinnen of dat zij ons overwinnen - het staat vast dat van degene die dat door te doden realiseert, we het nooit wensen om te leven, allen zoals we staan opgesteld tegenover de zonen van Dritharâshthra.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

En wat dan nog - als zij ons verslaan is dat net zoveel waard als dat wij als overwinnaars uit de bus zouden komen. Ik zou niet kunnen leven met de overwinning van wie van ons beiden ook, geen denken aan, in welke positie in relatie tot oom Dhritarâshthra we er ook mee zouden belanden. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 7

Aangedaan door de kenmerken van de misère en de zwakheid, vraag ik je, in mijn hart verward over mijn plicht wat het beste zou zijn: vertel me het alsjeblieft in vertrouwen; instrueer me daar ik me aan je heb overgegeven als je volgeling.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Met mijn angst en vrees, vraag ik je, innerlijk verward over wat me te doen staat, wat ik nu moet beginnen. Wat zou nu het ideale compromis zijn voor ons allen? Vertrouw me dat toe, instrueer me hierover en aanvaard me als je leerling zogezegd. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 8

Ik zie niet helder in wat de treurnis zou verdrijven die me van mijn zinnen berooft in het [op deze manier] bereiken van de onbetwiste voorspoed van een koninkrijk op aarde of zelfs de heerschappij van het goddelijke.'

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Het staat me niet meer helder voor ogen wat ik moet aanvangen, hoe het nu vanaf dit punt verder moet; hoe kan ik nu niet wanhopig en onthand zijn, met het mezelf toewensen van een onbetwiste positie op aarde of zelfs het mezelf aanmeten van een stel engelenvleugels?' " (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 9

Sañjaya zei: "Zich op die manier tot Hrisîkes'a richtend, zei Gudâkes'a [Arjuna als de meester van het afwenden van onwetendheid], de bestraffer der vijanden: 'Ik zal niet vechten'. Na dit Govinda gezegd te hebben viel hij toen stil.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Sañjaya de secretaris zei: "Nadat hij zich aldus tot de meester der zinnen had gericht, zei hij die zichzelf had bewezen als iemand die de slaap de baas was en altijd de schrik van zijn tegenstanders was geweest, 'Ik geef het op, ik begin er niet aan', waarop hij toen stil viel. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 10

O afstammeling van Bharata, daar, tussen de legers van beide partijen, sprak Hrisîkes'a glimlachend tot de weeklagende de volgende woorden.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

O nakomeling van Bharata, toen, precies daar tussen de legers van de familie in oppositie verzameld voor de veldslag, sprak de zinsbeheerser met een glimlach de volgende woorden. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 11

De Allerhoogste Heer zei: 'Je weeklaagt over wat het niet waard is om over te weeklagen en je bedient je eveneens van geleerde woorden - of er nu wel of niet levens verloren gaan, de wijzen weeklagen niet.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

De meester van het geluk zei: 'Laat je niet op de kop zitten door iets wat een dergelijke emotionele betrokkenheid niet waard is; met al je geleerde woorden behoor je, of je het nu wint of niet in de komende veldslag, als een wijs man, niet op enigerwijze zo bewogen te zijn. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 12

Nimmer bestond ik in werkelijkheid niet wanneer dan ook, noch was dat voor jou zo; noch voor welke van deze koningen ook - nimmer zullen zeker allen van ons ook hierna niet bestaan.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Luister, gisteren bestond ik, en zo ook zal ik er morgen nog zijn, en zo ook is het met jou zo en met al deze belangrijke mensen hier. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 13

Van het belichaamd zijn kent men het fysieke van de kindertijd, de jeugd en de ouderdom - dienovereenkomstig misleidt het bereiken van het voorbije van het lichaam ook nooit hen die nuchter zijn.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Tijdens je leven verander je van een kind in een jongere en van een jongere in een volgroeide man; maar, wees nu eerlijk, maakte dat nou iemand anders van je? (Sanskriet & traditie)  

 

Tekst 14

Het is alleen maar zintuiglijke waarneming, o zoon van Kuntî, zoals zomer en winter, geluk en gegeven pijn, verschijnen en verdwijnen; geen van hen is permanent, probeer dat enkel te verdragen, o afstammeling van de Bharata dynastie.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Wat de zintuigen je te melden hebben, o zoon van tante Kuntî, in de zin van pijn en geluk, komt en gaat als de zomer en de winter. Dergelijke zaken beklijven niet, draag het als een kerel, o man van de Kuru's. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 15

De persoon die dan nooit van dit alles van streek is, o beste onder de mensen, en gelijkmoedig is en stabiel in geluk en verdriet, wordt beschouwd als zijnde geschikt voor de bevrijding.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Hij die in dezen niet van streek is, o beste van allen, hij die gelijkmoedig en stabiel is in lief en leed, is de man geschikt voor de taak. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 16

Nooit is er van het valse [asat, de tijdelijke vorm] enige bestendigheid noch kan men van het eeuwige [sat, het ware, de ziel] enig beëindigen verwachten, zo benadrukken de zieners die dit concludeerden uit de studie van beide.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Verwacht dus niets blijvends als het om uiterlijke verschijningsvormen gaat, en denk ook niet dat de persoon die je vanbinnen blijft ooit ten einde zal komen; en dit is wat de grootste geleerden bevestigen in hun studies aangaande dit onderwerp. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 17

Weet dat dit alles waarvan het hele lichaam is doordrongen onvergankelijk is en dat niemand in staat is het te vernietigen.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Onthou slechts dat wat er als een stabiele factor is in alle staten van je fysieke bestaan, dat dat zelf niet kan vergaan of door enig iemand kan worden verslagen. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 18

Al deze materiële lichamen zijn vergankelijk terwijl van de belichaamde ziel wordt gezegd dat hij nooit vernietigd wordt en onmetelijk is, derhalve vecht, o afstammeling van Bharata.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Al deze materiële lichamen zijn vergankelijk, terwijl de onvergankelijke en onmetelijke die wordt belichaamd eeuwig bestaat; en daarom, o zoon in de lijn van Bharata, werp je in de strijd. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 19

Een ieder die veronderstelt dat deze [ziel] de doder is alsook een ieder die denkt dat ze kan worden gedood, zal van elk van die twee stellingen nooit in kennis zijn; nooit doodt hij of kan hij worden gedood.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Een ieder die stelt dat dat zelf van jou welk essentieel zelf van iemand anders ook zou kunnen doden of zelf gedood zou kunnen worden, is met ieder van deze standpunten niet goed bij zijn verstand; je kan niemand echt doden, noch kan jij werkelijk ter dood worden gebracht. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 20

Hij is nooit geboren, noch zal hij ooit sterven; nooit ontstond hij noch zal hij ooit ophouden te bestaan - hij zal niet reïncarneren, hij is ongeboren, eeuwig en permanent; hij is de oudste en wordt nooit gedood als het lichaam wordt gedood.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Derhalve, om het maar eens duidelijk te stellen: feitelijk begon je nooit met leven noch zal je er ooit mee ophouden te leven; je werd nimmer geboren, noch zal je ooit echt sterven. Evenzo reïncarneer je ook niet in dat opzicht; de ziel zoals die is, wordt nooit geboren, is eeuwig en constant. Hij is er vanaf de eerste dag van de schepping en hij houdt nooit op te bestaan als het lichaam zijn einde vindt. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 21

Hij die weet dat deze [ziel] het onvernietigbare, altijd bestaande is, dat ongeboren en niet aan verandering onderhevig is - hoe kan die persoon, o Pârtha, de oorzaak zijn van doden of gedood worden?

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Als je er eenmaal achter bent dat die ziel waar we het over hebben niet te vernietigen is en eeuwig voortbestaat, zonder enige verandering of geboorte, hoe kan jij dan, o zoon van Prithâ, er de oorzaak van zijn dat er iemand wordt gedood of kan je zelf worden gedood? (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 22

Precies zoals men afgedragen kleding opgeeft en nieuwe accepteert, geeft de belichaamde [ziel] op dezelfde manier oude lichamen op en accepteert hij waarlijk verschillende nieuwe.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Als je het lichaam en het ego dat erbij hoort met je meedraagt als een kledingstuk, kan je dat omhulsel net zo makkelijk wisselen en kan je aldus een leven beëindigen en weer met een nieuw leven beginnen zoals je dat uitkomt. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 23

Nooit kan deze ziel in stukken gesneden, door vuur verbrand, verdronken in water, of verweren in de wind.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Dat wat je in werkelijkheid bent kan niet uiteenvallen, verschroeien, verdrinken of wegkwijnen. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 24

Deze onbreekbare ziel die niet kan worden verbrand, opgelost in water, of uitdrogen, is zeker eeuwig, alles doordringend, onveranderlijk, onbeweeglijk en oorspronkelijk.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Je bent onbreekbaar, je brandt niet af of lost niet op; je bent onvergankelijk, je reikt tot waar je maar wilt, je zult altijd hetzelfde zelf blijven, niemand kan je als zodanig iets aandoen en je bent altijd zo geweest, en dat is dat. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 25

Zoals men over hem spreekt als zijnde onzichtbaar, ondoorgrondelijk en stabiel, zou je heel goed moeten weten dat deze ziel nooit het weeklagen waard is.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Met voor ogen dit ware zelf van jou dat niet echt kan worden waargenomen, waarvan men zich zelfs niet een voorstelling kan maken, en dat niet werkelijk aan verandering onderhevig is, behoor je te weten dat het als zodanig voor jou niets is om bezorgd of wanhopig over te zijn. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 26

Indien, echter, je van hem denkt als altijd geboorte nemend of de dood vindend, dan nog, o sterk gearmde, is hij het weeklagen niet waard.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

En zelfs al zou je reïncarneren en weer sterven, o machtige man, zit er nooit over in. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 27

De dood is een zeker feit voor degene die wordt geboren en ook is geboorte zeker voor hen die sterven; het zijn onvermijdelijke zaken die het derhalve niet verdienen om over te weeklagen.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Hij die komt te sterven zal zeker weer geboorte nemen, precies zoals degene die geboren wordt weer zal sterven natuurlijk; dergelijke onherroepelijke feiten zijn het niet waard om je zorgen over te maken, dat is waar je van doordrongen moet zijn. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 28

In het begin zijn allen ongemanifesteerd, ze zijn gemanifesteerd in het midden en op het eind, o afstammeling van Bharata, zijn ze allemaal verdwenen, waarom dan klagen als het allemaal is zoals dit?

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Jan en alleman, o zoon van de Kurudynastie, is om te beginnen een niemand, dan staat hij of zij bekend en dan wordt hij of zij weer vergeten, dus waar maak je je druk over als het allemaal is zoals dit? (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 29

Sommigen zien hem als verbazingwekkend, sommigen spreken van hem als verbazingwekkend en anderen leren hem zeker kennen als zijnde verbazingwekkend, terwijl nog weer anderen, zelfs al hoorden ze van deze ziel, hem gewis nooit zullen begrijpen.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Deze ziel wordt door sommigen als iets verbazingwekkends gezien, sommigen spreken erover als iets verbazingwekkends, en sommigen kennen hem als zijnde verbazingwekkend, terwijl nog weer anderen er nooit een idee van krijgen wat dit ware zelf allemaal inhoudt. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 30

Deze ziel, de eeuwige eigenaar van het lichaam van iedereen, kan niet worden gedood en derhalve, o afstammeling van Bharata, zou je niet moeten treuren om enig levend wezen.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Deze ziel, deze eigenaar van een ieder zijn lichaam, vergaat nimmer, o zoon van de dynastie, en daarom zou je niet zo moeten inzitten over wie dan ook. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 31

Ook, inderdaad in de overweging van je eigen plichten zou je er niet aan moeten twijfelen te vechten ter wille van de religie, daar er voor een bestuurder waarlijk geen betere bezigheid bestaat dan dat.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

En, wat betreft het doen van je plicht in de veldslag, moet ik je zeggen dat je altijd voor je zaak moet instaan terwille van God, je eigenlijke kwaliteit, deugd en rechtschapenheid, op de eerste plaats, dat is het allerbeste wat een bestuurder kan doen. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 32

O zoon van Prithâ, gelukkig zijn de heersers die komen tot de oorlog die uit zichzelf kwam, daar voor hen de poorten van de hemel wijd open staan.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

O zoon van tante Prithâ, prijs jezelf als bestuurder gelukkig als je in de strijd tegenstanders tegenover je hebt, aangezien dat je de kans biedt om te excelleren en te laten zien wie je bent. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 33

Daarom zou je dit vechten moeten verrichten als een religieuze plicht - niet handelend overeenkomstig je eigen aard, zal je je reputatie verliezen en in zonde vervallen.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Verdedig daarom je belang als betrof het God zelf, want als je erin mislukt je eigenlijke aard met Hem van dienst te zijn, zal je niets meer zijn dan een profiteur zonder enig zelfrespect. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 34

Over je schande zullen de mensen altijd spreken daar voor een respectabel man oneer erger is dan de dood.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Als je je niet doet gelden zal je je goede naam verspelen, en dat is voor een achtenswaardig man iets dat nog veel erger is dan de dood. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 35

Ermee ophoudend uit angst het slagveld verlatend, zullen de grote krijgsheren die jou ook in hoge achting houden, je beschouwen als iemand van een lager gehalte.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Je kameraden op het slagveld die allen het grootste respect voor je hebben, zullen je als een verliezer afschrijven als je het nu uit angst laat afweten. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 36

Vele van je vijanden zullen onaardige woorden spreken en je vaardigheid bespotten. Wat, vanzelf, is er pijnlijker dan dat?

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Ze zullen achter je rug over je kletsen en je kunnen in twijfel trekken, en je weet wel hoe pijnlijk dat is. (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 37

Of, gedood wordend, zal je het koninkrijk der hemelen bereiken, of, overwinnend, zal je de wereld genieten, derhalve sta op, o zoon van Kuntî, en vecht met de zekerheid der vastberadenheid.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Bekijk het op deze manier; of je bent een eervolle verliezer, of je doet je goede naam eer aan door de slag te winnen en dus, ga ervoor en wees zeker van jezelf met deze keuze, o zoon van Kuntî! (Sanskriet & traditie)

 

Tekst 38

Gelijkmoedig in geluk en ongeluk, winst en verlies, overwinning of nederlaag; daarnaar tewerk gaand ter wille van het vechten, zal je op deze manier nooit enige zonde begaan.

FILOGNOSTISCHE VERTALING

Of je uiteindelijk nu gelukkig of ongelukkig zult zijn, erop vooruitgaat of er bij inschiet, of je nu zegeviert of het verliest, je zit nooit fout als je gelijkmoedig in het strijdperk treedt met dit in gedachten!' (Sanskriet & traditie)

 

 

  

 

Versies geraadpleegd:

- Een Lied van Geluk - Een moderne Gîtâ - de moderne versie van filognosie (ook in mp3-audio).

- Een Lied van Geluk - Een Klassieke Gîtâ - de klassieke versie van filognosie.

- The Bhagavad Gîta-as-it-is by Swami Bhaktivedânta Prabhupâda (PDF-download).

- The Bhagavad Gîta-as-it-is: online (version 1.0).

- The Bhagavad Gita by the Bhagavad Gita Trust.

- Bhagavad Gita by Sanderson Beck.

- Bhagavad Gita by Ramanad Prasad (American Gita society).

- Srimad Bhagavad-gita - The Hidden Treasure of the Sweet Absolute (from the Vaishnav' S'rî Caitanya Saraswath math).

Sanskrit dictionary: (Monier-Williams' 'Sanskrit-English Dictionary').

 

  

 
  

 

 

   

 
     Bestel het boek: 'Een Lied van Geluk - Een klassieke Gîtâ' 



 

 

Productie en copyright van deze vertaling: Anand Aadhar Prabhu              
De filognostische vertaling is van dezelfde auteur.              
2007©Bhagavata.org