bij het boek de Bhâgavata Purâna

"Het Verhaal van de Fortuinlijke"

door KRISHNA -DVAIPÂYANA VYÂSA

Downloads:
Bekijk de volledige tekstbestanden boek voor boek.

Muziekbestanden
Luister naar MIDI en Audio-bestanden van de devotionele muziek

Afbeeldingen
Bekijk al de afbeeldingen van het boek

Links
Vind de oorspronkelijke tekst en vertaling hoofdstuk voor hoofdstuk en andere links




Afbeeldingen Canto 5 - pagina 1-2-3-4-5

Hoofdstuk 16 - 17 - 18 - 19 - 20




Hoofdstuk 16: Hoe de Heer als een Feitelijk Iets kan worden Verstaan

(5) De breedte van dit gebied rondom de aarde [ons materiële 'eiland'], deze binnenruimtelijke werveling van de [zich in de nacht ontvouwende] lotusbloem [van het sterrenstelsel] die net zo rond is als een lotusblad, bedraagt een schrikwekkend aantal yojana's [of lichtjaren zoals we dat tegenwoordig zeggen*].



Hoofdstuk 17: Hoe de Ganges naar Beneden Komt

S'iva meditating in trance

(16) In het gezelschap van Bhavânî bevinden zich miljarden vrouwen die de in vieren geëxpandeerde Opperheer [zie 1.5: 37] steeds van dienst zijn. De vierde expansie van de Allerhoogste Heer die bekend staat als Sankarshana, vormt de bron voor Zijn gedaante in de geaardheid duisternis. Heer S'iva die in trance mediteert op Hem, roept Hem in zijn hart door in aanbidding het volgende te reciteren.


Hoofdstuk 18: Gebeden tot de Verschillende Avatâra's

Kamadeva_Krishna 

(15) Allerhoogste Heer verblijft in Ketumâla in de gedaante van Kâmadeva [of ook wel Pradyumna, zie 4.24: 35] overeenkomstig Zijn verlangen de Godin van het Geluk te behagen alsmede de over het land heersende zonen [de dagen] en dochters [de nachten] van de stamvader [Samvatsara, de godheid van het jaar], waarvan er evenzoveel zijn als er dagen en nachten zijn in een mensenleven. De foetussen van die dochters, wiens geesten van streek zijn door de straling van het grote wapen [de cakra] van de Hoogste Persoonlijkheid, vinden hun vernietiging en worden na een jaar uit [de baarmoeder] gedreven als miskramen.


Hoofdstuk 19: De Gebeden van Hanumân en Nârada
en de Glorie van Bhârata-varsha

(2) Samen met Ârshthishena [de leider van Kimpurusha] aandachtig luisterend naar de hoogst goedgunstige verhalen
over zijn allergenadigste Heer en meester, bezongen door een gezelschap van Gandharva's, bidt hij [Hanumân] zelf het volgende:



Hoofdstuk 20: De structuur van de Verschillende Dvîpa's en
de Gebeden van hun Verschillende Bewoners

Jambhudvipa 

(2) Zoals de berg Meru wordt omsloten door de dvîpa Jambû wordt die dvîpa zelf weer [zoals gezien van binnenuit] omringd door een zilte oceaan die net zo breed is. Die oceaan wordt, als een park rondom een gracht, omsloten door de dvîpa Plaksha die zich twee keer zo breed uitstrekt. Hij werd vernoemd naar de plakshaboom die net zo groot is als de jambû maar twee keer zo breed. Onder die boom die in zijn pracht schitterend ten hemel reikt, bevindt zich een vuur dat zeven vlammen telt. De heerser over die dvîpa is de zoon van Priyavrata genaamd Idhmajihva. Toen hij zich terugtrok voor de yoga van de zelfrealisatie verdeelde hij zijn dvîpa in zeven varsha's die hij de namen gaf van zijn zeven zoons.



 (39) In de vier windrichtingen zijn bovenop [die begrenzing] door de bron van het zelf die de geestelijk leraar van het hele universum is [door Brahmâ], de vier gaja-pati's  ['de beste van de olifanten'] Rishabha, Pushkaracûda, Vâmana en Aparâjita opgesteld, om te zorgen voor de stabiliteit van de verschillende leefwerelden in het universum.


Kijk voor de © copyright rechten van de individuele schilderijen
onderaan het hoofdstuk waar het geplaatst is.



  

volgende pagina