regelbalk



 

  

Canto 10

Nārada Muni

 

 

Hoofdstuk 11: Een Nieuwe Woonplaats, de Fruitverkoopster en Vatsāsura en Bakāsura Verslagen

(1) S'rī S'uka zei: 'De koeherders onder leiding van Nanda hoorden het tumult van de vallende bomen en begaven zich, bang dat het de donder was, naar de plek van het onheil, o beste van de Kuru's. (2) Daar ontdekten ze dat de twee arjuna's waren omgevallen en ze hadden er, stomverbaasd, geen idee van wat daar de oorzaak van kon zijn. (3) Wie zou dat gedaan kunnen hebben? Het kind, slepend met het houten stampvat waaraan Hij zat vastgebonden? Hoe kon zoiets wonderbaarlijks zich nu voordoen? Ze stonden versteld. (4) De andere kinderen zeiden: 'Hij heeft het gedaan. Met de vijzel overdwars tussen de bomen in getrokken! En er waren ook twee personen. We hebben het met eigen ogen gezien!' (5) Ze konden niet geloven wat ze zeiden. 'Dat is niet mogelijk. Hoe kan zo'n klein kind nu die bomen ontworteld hebben?' Maar sommigen van hen twijfelden [en achtten het heel goed mogelijk]. (6) Toen Nanda zag hoe zijn zoon, met een touw vastgebonden aan de grote vijzel, ermee rondsleepte, moest Nanda glimlachen en maakte hij Hem los. 

(7) Door de gopī's aangemoedigd, danste de Allerhoogste Heer soms of zong Hij voor hen, als was Hij een eenvoudig, gewoon kind dat ze als een marionet onder controle hadden. (8) Soms bracht Hij op verzoek een houten kruk, een maatbeker of een paar schoenen, waarbij Hij voor de grap voor Zijn verwanten op Zijn armen sloeg [alsof Hij een sterke kerel was]. (9) Door Zich als een kind naar ieders genoegen te gedragen, liet de Opperheer in Vraja de wereld zien hoezeer Hij Zich voor Zijn dienaren gewonnen geeft.

(10) Krishna hoorde [op een dag] een fruitverkoopster uitroepen: 'O mensen, kom en haal uw fruit!' Snel greep de Onfeilbare, de Schenker van alle Vruchten, die wel fruit wilde, wat graankorrels en ging Hij erheen. (11) Wat Hij te bieden had was [onderweg] uit Zijn handjes op de grond gevallen, maar de fruitdame vulde ze [niettemin] met vruchten. Daarop vulde zich de gehele fruitmand met goud en juwelen!

(12) Na het voorval met de arjuna's riep Rohinī Devī op een dag Krishna en Rāma, die waren verdiept in hun spel met de andere kinderen aan de rivieroever. (13) Toen de jongens opgegaan in Hun spelletjes niet reageerden op haar oproep, stuurde Rohinī moeder Yas'odā om zich te bekommeren om de zoontjes. (14) Terwijl ze riep om haar zoon Krishna en om de andere jongetjes waar Hij nog zo laat mee aan het spelen was, vloeide vanwege haar liefde de melk uit haar borsten. (15) 'Krishna, o Krishna, mijn lotusoogje, o liefje, stop met spelen en drink wat melk. Je bent vast moe en hongerig mijn zoon! (16) O Rāma, kom nu meteen alsJeblieft samen met Je jongere broertje! O liefde van de familie, Je hebt zo genoten van Je ontbijt vanmorgen, dus wil Je vast nog wel wat meer! (17) O nazaat van Dās'ārha ['de dienstbaarheid waardig', de Yadu's], de koning van Vraja wil graag eten en wacht op Je. Kom hier, wees lief en laat de andere jongens naar huis gaan. (18) Je zit onder het vuil mijn zoon, kom Je wassen. Het is vandaag de dag van Je geboortester, wees schoon en dan gaan we koeien weggeven aan de brahmanen! (19) Kijk eens hoe de jongens van Jouw leeftijd, gewassen door hun moeders, allemaal netjes gekleed zijn. Ook Jij moet, met een bad, een maaltijd en opgesierd, nu plezier hebben.' (20) Moeder Yas'odā, die aldus in haar intense liefde de Hoogste van Allen als haar zoon beschouwde, o heerser over mensen, nam Krishna en Rāma bij de hand en bracht Ze naar huis om Ze toonbaar te maken.'

(21) S'rī S'uka zei: 'De oudere gopa's, die getuige waren geweest van de ernstige onregelmatigheden in het Grote Woud, kwamen bijeen met Nanda om te bespreken wat zich in Vraja afspeelde. (22) Daar liet Upananda [Nanda's oudere broer], de oudste en wijste met de grootste ervaring, zich uit over wat ze, gezien de tijd en omstandigheid, ten gunste van Rāma en Krishna het beste konden doen: (23) 'Wij die Gokula het beste wensen, zouden allemaal deze plek moeten verlaten. Er doen zich hier allerlei grote verstoringen voor met de kwade bedoeling de jongens te doden. (24) De reden hiervan is dat, op de een of andere manier bij de genade van de Here God, Hij, deze jongen, werd verlost uit de greep van de Rākshasī [Pūtanā] die hier naartoe kwam om kinderen te doden, en ook vanwege het feit dat de vallende handkar Hem maar op een haartje miste. (25) En toen moest de Heer van de Sura's Hem redden van die duivel in de gedaante van een wervelwind, die Hem meevoerde in de lucht en zo gevaarlijk op de rotsige bodem neerstortte. (26) Ook ontsnapten, beschermd door de Onfeilbare, het kind en de andere kinderen aan de dood als gevolg van twee [omvallende] bomen waar Hij tussen was blijven steken. (27) Zolang dat soort ongeluk het ons moeilijk maakt, kunnen we niet in deze koeienplaats blijven. In het belang van de jongens moeten we met z'n allen naar elders verhuizen, voor het te laat is. (28) Er is een [ander] bos genaamd Vrindāvana [het 'groepjesbos'*] met veel nieuw groen en serene rotsformaties, dat met zijn rijke schakering aan planten en overdaad aan grassen een zeer geschikte plek is voor gopa, gopī en koe [go]. (29) Laten we daarom onze tijd niet verspillen en meteen allemaal, vandaag nog, daarnaartoe gaan. We maken de karren klaar en gaan samen op weg met de koeien, onze rijkdom, voorop - als jullie het hier mee eens kunnen zijn tenminste.'

(30) Toen ze dat hoorden zeiden de gopa's eenstemmig: 'Dat is de juiste manier, de goede benadering', en begonnen ze de koeien samen te brengen en hun bezittingen op te laden. (31-32) Met de ouden van dagen, de vrouwen en de kinderen op de ossenkarren gezet en toen al hun bezittingen erbij, pakten de gopa's met de grootste zorg hun bogen en pijlen op, en vertrokken ze samen met de priesters, o Koning, waarbij ze de koeien voor zich uit dreven en ze hun hoorns en trompetten in de wijde omgeving lieten klinken. (33) De gopī's, fraai uitgedost met hun goud om hun nekken en met hun jeugdige borsten aantrekkelijk gesierd met verse kunkum, zongen tijdens de rit op de karren met veel plezier over Krishna's spel en vermaak. (34) Yas'odā en Rohinī, prachtig met Krishna en Balarāma tezamen gezeten op één kar, waren er zeer gelukkig mee om de verhalen te horen die ze zongen. (35) Toen ze aankwamen in Vrindāvana, waar het gedurende alle seizoenen prettig toeven is, vormden ze een afscherming voor de koeien door de karren maanvormig in een halve cirkel te plaatsen. (36) O heerser over mensen, toen Rāma en Mādhava Vrindāvana zagen met de heuvel Govardhana en de oevers van de Yamunā, waren ze zeer gelukkig. (37) De twee jongens met Hun kinderspelletjes en gebroken taal brachten aldus de bewoners van de koeiengemeenschap [het nieuwe Vraja] in verrukking. Na verloop van tijd waren Ze oud genoeg om voor de kalveren te zorgen. (38) Op verschillende manieren Zich vermakend met allerlei spelletjes, hoedden Ze samen met de andere jongens de kalfjes in de omgeving van het grondgebied van Vraja. (39-40) Soms op Hun fluiten blazend, soms met een slinger gooiend [voor de vruchten], soms Hun voeten bewegend terwille van het getinkel [van Hun enkelbelletjes], soms koetje en stiertje spelend waarbij Ze hard loeiend de dieren nadeden die met elkaar vochten en soms de geluiden van andere dieren imiterend, zwierven Ze rond als twee gewone kinderen.


 
(41) Toen Ze op een dag aan de oever van de Yamunā Hun kalveren hoedden met Hun speelkameraadjes, verscheen er een demon [genaamd Vatsāsura] met de bedoeling Krishna en Balarāma te doden. (42) Hij had zich met het aannemen van de gedaante van een kalf gemengd onder de andere kalveren. Maar de Heer kreeg hem in de gaten en vestigde, naar Baladeva gebarend, de aandacht op hem terwijl Hij zich onopvallend langzaam in zijn richting bewoog. (43) Acyuta vatte hem samen met zijn staart bij de achterpoten, slingerde hem hard in het rond en gooide hem vervolgens levenloos bovenin een kapittha [**]. Daar dijde het lichaam van de demon uit tot een gigantisch formaat en stortte samen met de boom ter aarde. (44) De jongens die allen dit voorval hadden gadegeslagen, waren hoogst verbaasd en prezen Hem, uitroepend: 'Goed gedaan, goed zo!', en de goden lieten tevredengesteld een regen van bloemen neerdalen. (45) Dit tweetal, de Enige Beschermers van Al de Werelden die waren veranderd in beschermers van kalveren, voltooiden die ochtend Hun ontbijt en trokken vervolgens rond met het hoeden van de jonge dieren.

(46) Met ieder van hen verantwoordelijk voor zijn eigen groepje kalveren, arriveerden ze op een dag verlangend hun dorst te lessen bij een waterplaats waar ze de dieren drenkten en zij daarop ook zelf dronken van het water. (47) Daar zagen de jongens een gigantische gestalte, eruitziend als een door de bliksem getroffen en naar beneden gevallen bergpiek, die hen schrik aanjaagde. (48) Hij was van een grote demon genaamd Bakāsura, die de gedaante had aangenomen van een [monsterlijke] reiger [een baka ***]. Plotseling met grote kracht zich verheffend verzwolg hij Krishna met zijn scherpe snavel. (49) Toen ze zagen dat Krishna door de reiger werd opgeslokt, waren al de jongens met Rāma voorop verbijsterd en stonden ze geheel overweldigd als aan de grond genageld te staren. (50) Hij, de zoon van een koeherder, de Meester van de Heer van het Universum [Brahmā], begon diep in zijn keel te branden als een vuur, en werd terstond weer zonder een schrammetje kwaad losgelaten. De reiger probeerde Hem toen onmiddellijk met zijn scherpe snavel opnieuw te doden. (51) Met Bakāsura opnieuw in de aanval, greep Hij met Zijn armen de snavel van die vriend van Kamsa beet, waarna Hij, als de Meester van de Waarachtigen, en tot het genoegen van de hemelbewoners, voor ogen van de jongens, hem uiteenreet met het gemak waarmee men een grassprietje doormidden splijt. (52) De goden van alle werelden, begeleid door trommels, schelphoorns en gebeden, strooiden op dat moment met jasmijn en andere bloemen uit Indra's paradijs [Nandana-kānana] en feliciteerden de vijand van Bakāsura. Toen ze dit zagen waren de koeherderszonen stomverbaasd. (53) Net zoals de zinnen weer tot leven komen [als men bij kennis komt], kwamen de jongens aangevoerd door Balarāma weer tot leven toen Hij verlost was uit de bek van de reiger. Bevrijd van het gevaar omhelsden ze Hem, verzamelden ze hun kalveren en keerden ze terug naar Vraja. Daar maakten ze er luidruchtig melding van [dat Krishna weer een duivel had verslagen]. (54) De gopa's en de gopī's stonden versteld toen ze al de verhalen hoorden. Vol bewondering waren ze er hoogst verrukt niet toe in staat om hun ogen af te wenden van de jongens, die ze gretig aanstaarden alsof Ze uit de dood waren opgestaan. (55) [Ze zeiden bij zichzelf:] 'Wat een wonder dat deze jongen, die zo vaak met de dood werd bedreigd, er nog steeds is, en dat zij die angst hebben aangejaagd, zelf de dood moesten vinden waar ze mee dreigden. (56) Hoewel ze toenadering zochten met de bedoeling deze jongen te doden, kon geen van de kwaadaardige plannenmakers die zich zo grotesk vertoonden in hun slechtheid, daarin slagen. Hem belagend vonden ze allen de dood als waren ze vliegen in het vuur. (57) Zo zie je maar weer: de woorden van de kenners van het Brahman bewijzen zich nimmer als onwaar. Dat wat door de hoogste meester [Garga] was voorspeld heeft zich precies zo voorgedaan [zie 10.8: 8-9]!' (58) Op deze manier genoten Nanda's gopa's ervan de verhalen over Krishna en Balarāma te bespreken, zonder dat ze ooit tegen de pijnen van de wereld opliepen [zie ook 1.7: 6]. (59) De twee jongens brachten aldus hun jeugd in de koeiengemeenschap door met verschillende kinderspelletjes, zoals verstoppertje spelen, dammen bouwen en rondspringen alsof ze apen waren.' 
 

 

 

next           

 
 

Derde herziene editie, geladen 17 juni, 2020.

 

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'De koeherders onder leiding van Nanda hoorden het tumult van de vallende bomen en begaven zich, bang dat het de donder was, naar de plek van het onheil, o beste van de Kuru's. 
S'rī S'uka zei: 'De koeherders onder leiding van Nanda die het tumult hoorden van de bomen die neervielen gingen, bang dat het de donder was, naar de plek des onheils, o beste van de Kuru's. (Vedabase)

 

Tekst 2

Daar ontdekten ze dat de twee arjuna's waren omgevallen en ze hadden er, stomverbaasd, geen idee van wat daar de oorzaak van kon zijn.

Daar de twee arjuna's op de grond gevallen aantreffend hadden ze er stomverbaasd geen idee van wat de oorzaak zou zijn van dit klaarblijkelijke ter aarde storten.  (Vedabase)

    

Tekst 3

Wie zou dat gedaan kunnen hebben? Het kind, slepend met het houten stampvat waaraan Hij zat vastgebonden? Hoe kon zoiets wonderbaarlijks zich nu voordoen? Ze stonden versteld. 

Wie zou dit gedaan hebben? Het kind, het houten stampvat achter zich aanslepend aan Hem vastgebonden met het touw? Hoe kon zoiets wonderbaarlijks zich hebben afgespeeld? Ze stonden versteld. (Vedabase)

 

Tekst 4

De andere kinderen zeiden: 'Hij heeft het gedaan. Met de vijzel overdwars tussen de bomen in getrokken! En er waren ook twee personen. We hebben het met eigen ogen gezien!'

De andere kinderen zeiden: 'Hij heeft het gedaan, met de vijzel overdwars tussen de bomen in getrokken! En er waren ook twee personen. We hebben het met eigen ogen gezien!' (Vedabase)

 

Tekst 5

Ze konden niet geloven wat ze zeiden. 'Dat is niet mogelijk. Hoe kan zo'n klein kind nu die bomen ontworteld hebben?' Maar sommigen van hen twijfelden [en achtten het heel goed mogelijk].

Ze konden niet geloven wat ze zeiden, 'Dat kan niet 't geval zijn; hoe kan nu zo'n klein kind die bomen ontworteld hebben?', maar sommigen van hen twijfelden bij zichzelf [en achtten het heel goed mogelijk]. (Vedabase)

 

Tekst 6

Toen Nanda zag hoe zijn zoon, met een touw vastgebonden aan de grote vijzel, ermee rondsleepte, moest Nanda glimlachen en maakte hij Hem los. 

Toen hij zag hoe zijn zoon met het touw vastgebonden zat aan de grote vijzel moest Nanda glimlachen en maakte hij Hem los. (Vedabase)

  

Tekst 7

Door de gopī's aangemoedigd, danste de Allerhoogste Heer soms of zong Hij voor hen, als was Hij een eenvoudig, gewoon kind dat ze als een marionet onder controle hadden.

Door de gopī's aangemoedigd zong bij tijden de Allerhoogste Heer zich voor de domme houdend en leidde Hij ze zo om de tuin alsof Hij een gewoon kind zou zijn dat ze als een marionet onder hun controle hadden. (Vedabase)

 

Tekst 8

Soms bracht Hij op verzoek een houten kruk, een maatbeker of een paar schoenen, waarbij Hij voor de grap voor Zijn verwanten op Zijn armen sloeg [alsof Hij een sterke kerel was].

Soms als erom gevraagd werd bracht Hij een houten kruk, een maatbeker of schoenen, voor de grap voor Zijn verwanten op Zijn armen slaand [alsof Hij een sterke kerel was]. (Vedabase)

 

Tekst 9

Door zich als een kind naar ieders genoegen te gedragen, liet de Opperheer in Vraja de wereld zien hoezeer Hij Zich voor Zijn dienaren gewonnen geeft.

Opdat de hele wereld het zou weten liet Hij zien hoezeer de Opperheer zich voor Zijn dienaren gewonnen geeft, door als een kind bezigzijnd naar ieders genoegen te handelen in Vraja. (Vedabase)

    

Tekst 10

Krishna hoorde [op een dag] een fruitverkoopster uitroepen: 'O mensen, kom en haal uw fruit!' Snel greep de Onfeilbare, de Schenker van alle Vruchten, die wel fruit wilde, wat graankorrels en ging Hij erheen.

'O mensen hier in de buurt, haal uw fruit!', hoorde aldus Krishna een fruitverkoopster uitroepen, en snel wat graankorrels grijpend haastte de Onfeilbare, de Schenker van alle Vruchten, Zich derwaarts om fruit te gaan kopen. (Vedabase)

 

Tekst 11

Wat Hij te bieden had was [onderweg] uit Zijn handjes op de grond gevallen, maar de fruitdame vulde ze [niettemin] met vruchten. Daarop vulde zich de gehele fruitmand met goud en juwelen!

Wat Hij te bieden had was uit de palmen van Zijn handjes op de grond gevallen, maar de fruitdame vulde ze [niettemin] met vruchten. In ruil vulde zich de gehele mand voor de vruchten zich met goud en juwelen! (Vedabase)

 

Tekst 12

Na het voorval met de arjuna's riep Rohinī Devī op een dag Krishna en Rāma, die waren verdiept in hun spel met de andere kinderen aan de rivieroever.

Na het voorval met de arjuna's riep Rohinī Devī eens om Krishna en Rāma die aan de rivieroever de tijd uit het oog hadden verloren in hun spel met de andere kinderen.  (Vedabase)

 

Tekst 13

Toen de jongens opgegaan in hun spelletjes niet reageerden op haar oproep, stuurde Rohinī moeder Yas'odā om zich te bekommeren om de zoontjes.

Toen de zoons opgegaan in hun spelletjes niet reageerden op haar oproep, stuurde Rohinī moeder Yas'odā achter hen aan met haar liefdevolle zorg voor de zoontjes.  (Vedabase)

 

Tekst 14

Terwijl ze riep om haar zoon Krishna en om de andere jongetjes waar Hij nog zo laat mee aan het spelen was, vloeide vanwege haar liefde de melk uit haar borsten.

Roepend om Krishna, haar zoon en de andere jongetjes waar Hij zo laat nog mee aan het spelen was, vloeide in haar liefde de melk uit haar borsten. (Vedabase)

 

Tekst 15

'Krishna, o Krishna mijn lotusoogje, o liefje, stop met spelen en drink wat melk. Je bent vast moe en hongerig mijn zoon!

'Krishna, o Krishna mijn lotusoogje, o liefje, stop met spelen, drink wat melk; Je bent vast moe en hongerig mijn zoon!' (Vedabase)

   

Tekst 16

O Rāma, kom nu meteen alsJeblieft samen met Je jongere broertje! O liefde van de familie, Je hebt zo genoten van Je ontbijt vanmorgen, dus wil Je vast nog wel wat meer!

O Rāma, kom nu meteen alsJeblieft samen met Je jongere broertje, o liefde van de familie, Je hebt zo genoten van Je ontbijt vanmorgen, dus wil je vast nog wel wat meer! (Vedabase)

  

Tekst 17

O nazaat van Dās'ārha ['de dienstbaarheid waardig', de Yadu's], de koning van Vraja wil graag eten en wacht op Je. Kom hier, wees lief en laat de andere jongens naar huis gaan.

O Dās'ārha ['de dienstbaarheid waardig'], de koning van Vraja wil graag eten en wacht op Jullie beiden, kom hier, wees zo lief en laat de andere jongens naar hun huis toe gaan. (Vedabase)

 

Tekst 18

Je zit onder het vuil mijn zoon, kom Je wassen. Het is vandaag de dag van Je geboortester, wees schoon en dan gaan we koeien weggeven aan de brahmanen!

Je zit helemaal onder het vuil mijn zoon, kom Je nu wassen; het is vandaag de dag van Je geboortester, wees schoon en dan gaan we koeien weggeven aan de brahmanen! (Vedabase)

 

Tekst 19

Kijk eens hoe de jongens van Jouw leeftijd, gewassen door hun moeders, allemaal netjes gekleed zijn. Ook Jij moet, met een bad, een maaltijd en opgesierd, nu plezier hebben.'

Kijk, zie hoe de jongens van Jouw leeftijd, gewassen door hun moeders, allemaal netjes gekleed zijn, zo moet Jij ook met een bad en na gegeten te hebben met hun plezier hebben in Je beste kleren.' (Vedabase)


Tekst 20

Moeder Yas'odā, die aldus in haar intense liefde de Hoogste van Allen als haar zoon beschouwde, o heerser over mensen, nam Krishna en Rāma bij de hand en bracht Ze naar huis om Ze toonbaar te maken.'

Yas'odā op deze manier in haar intense liefde de Hoogste van hen Allen als haar zoon beschouwend, o heerser der mensen, nam Krishna en Rāma bij de hand en bracht ze toen naar huis om ze toonbaar te krijgen.' (Vedabase)

  

Tekst 21

S'rī S'uka zei: 'De oudere gopa's die getuige waren geweest van de ernstige onregelmatigheden in het Grote Woud, kwamen bijeen met Nanda om te bespreken wat zich in Vraja afspeelde.

S'rī S'uka zei: 'De oudere gopa's die getuige waren van de grove onregelmatigheden in het Grote Woud, belegden een vergadering met Nanda om te bespreken wat er gaande was in Vraja. (Vedabase)


Tekst 22

Daar liet Upananda [Nanda's oudere broer], de oudste en wijste met de grootste ervaring, zich uit over wat ze, gezien de tijd en omstandigheid, ten gunste van Rāma en Krishna het beste konden doen:

Daar liet Upānanda [Nanda's oudere broer], de oudste en wijste met de grootste ervaring, zich uit over wat gezien de tijd en omstandigheid met Rāma en Krishna het beste zou zijn om te doen: (Vedabase)

 

Tekst 23

'Wij die Gokula het beste wensen, zouden allemaal deze plek moeten verlaten. Er doen zich hier allerlei grote verstoringen voor met de kwade bedoeling de jongens te doden.

'Wij allen die ons Gokula de beste plaats wensen om te wonen, zouden van hier moeten vertrekken; vele dingen doen zich hier voor met de kwade bedoeling de jongens te doden. (Vedabase)

 

Tekst 24

De reden hiervan is dat, op de een of andere manier bij de genade van de Here God, Hij, deze jongen, werd verlost uit de greep van de Rākshasī [Pūtanā] die hier naartoe kwam om kinderen te doden, en ook vanwege het feit dat de vallende handkar Hem maar op een haartje miste.

Dat vanwege het feit dat, op de een of andere manier, bij de genade van de Here God Hij, deze jongen, werd verlost uit de greep van de Rākshasī [Pūtanā] die hier naartoe kwam om kinderen te doden en om het feit dat de handkar Hem maar net miste toen die omviel. (Vedabase)

 

Tekst 25

En toen moest de Heer van de Sura's Hem redden van die duivel in de gedaante van een wervelwind, die Hem meevoerde in de lucht en zo gevaarlijk op de rotsige bodem neerstortte.

En toen was er die duivel in de gedaante van een wervelwind, die Hem meevoerde de lucht in om vervolgens zo gevaarlijk op de rotsige bodem neer te storten, waarbij de Heer der Gelovigen Hem weer redde. (Vedabase)

 

Tekst 26

Ook ontsnapten, beschermd door de Onfeilbare, het kind en de andere kinderen aan de dood als gevolg van twee [omvallende] bomen waar Hij tussen was blijven steken.

Noch stierf dat kind, noch andere kinderen, door de twee bomen waar Hij tussen was geraakt; zelfs toen werd Hij gered door de Onfeilbare. (Vedabase)

 

Tekst 27

Zolang dat soort ongeluk het ons moeilijk maakt, kunnen we niet in deze koeienplaats blijven. In het belang van de jongens moeten we met z'n allen naar elders verhuizen, voor het te laat is.

Zolang als de duivel ons hier lastig valt kunnen we niet in deze koeienplaats blijven en moeten we voordat het te laat is in het belang van de jongens van hier vertrekken; laten we, met z'n allen, naar elders verhuizen. (Vedabase)

 

Tekst 28

Er is een [ander] bos genaamd Vrindāvana [het 'groepjesbos' *] met veel nieuw groen en serene rotsformaties, dat met zijn rijke schakering aan planten en overdaad aan grassen een zeer geschikte plek is voor gopa, gopī en koe [go].

Er is een ander bos genaamd Vrindāvana [het 'groepjes bos' *] met veel nieuw groen dat een zeer geschikte plek is voor gopa, gopī en koe met zijn serene rotsformaties, een rijke schakering aan planten en veel gras. (Vedabase)

 

Tekst 29

Laten we daarom onze tijd niet verspillen en meteen allemaal, vandaag nog, daarnaartoe gaan. We maken de karren klaar en gaan samen op weg met de koeien, onze rijkdom, voorop - als jullie het hier mee eens kunnen zijn tenminste.'

Laten we daarom meteen allemaal vandaag nog daar naar toe gaan en onze tijd niet verspillen, maak de karren klaar en ga samen op weg met de weelde van onze koeien voorop - als jullie het hier mee eens kunnen zijn dan.' (Vedabase)

 

Tekst 30

Toen ze dat hoorden zeiden de gopa's eenstemmig: 'Dat is de juiste manier, de goede benadering', en begonnen ze de koeien samen te brengen en hun bezittingen op te laden.

Toen ze dat hoorden zeiden al de gopa's eenstemmig 'Juist zo, dat is goed', en begonnen ze de koeien samen te brengen en hun bezittingen op te laden. (Vedabase)

 

Tekst 31-32

Met de ouden van dagen, de vrouwen en de kinderen op de ossenkarren gezet en toen al hun bezittingen erbij, pakten de gopa's met de grootste zorg hun bogen en pijlen op, en vertrokken ze samen met de priesters, o Koning, waarbij ze de koeien voor zich uit dreven en ze hun hoorns en trompetten in de wijde omgeving lieten klinken.

De ouden van dagen, de vrouwen en de kinderen kwamen met de grootste zorg als eersten aan de beurt en vervolgens, o Koning, vertrokken met al hun levensbehoeften op de ossenkarren de gopa's compleet met hun bogen en pijlen samen met de priesters en de koeien voor zich uit, onder het luide geschal in de wijde omtrek van hun hoorns en trompetten. (Vedabase)

 

Tekst 33

De gopī's, fraai uitgedost met hun goud om hun nekken en met hun jeugdige borsten aantrekkelijk gesierd met verse kunkum, zongen tijdens de rit op de karren met veel plezier over Krishna's spel en vermaak.

De gopī's fraai uitgedost met al het goud om hun nekken en met hun lichamen opgesierd met verse kunkum, zongen met veel plezier tijdens de rit op de karren over Krishna's spel en vermaak. (Vedabase)

 

Tekst 34

Yas'odā en Rohinī, prachtig met Krishna en Balarāma tezamen gezeten op één kar, waren er zeer gelukkig mee om de verhalen te horen die ze zongen.

Yas'odā en Rohinī, tezamen gezeten op één kar prachtig met Krishna en Balarāma, waren zeer gelukkig de verhalen te horen die ze zongen. (Vedabase)

 

Tekst 35

Toen ze aankwamen in Vrindāvana, waar het gedurende alle seizoenen prettig toeven is, vormden ze een afscherming voor de koeien door de karren maanvormig in een halve cirkel te plaatsen.

Vrindāvana bereikend, waar het prettig toeven is in alle seizoenen, vormden ze een afscherming voor de koeien door de karren maanvormig in een halve cirkel te plaatsen. (Vedabase)

 

Tekst 36

O heerser over mensen, toen Rāma en Mādhava Vrindāvana zagen met de heuvel Govardhana en de oevers van de Yamunā, waren ze zeer gelukkig.

O heerser der mensen, toen Rāma en Mādhava Vrindāvana zagen met de heuvel Govardhana en de oevers van de Yamunā, waren ze in hun nopjes zo blij. (Vedabase)

 

Tekst 37

De twee jongens met Hun kinderspelletjes en gebroken taal brachten aldus de bewoners van de koeiengemeenschap [het nieuwe Vraja] in verrukking. Na verloop van tijd waren Ze oud genoeg om voor de kalveren te zorgen.

Al de bewoners van de koeiengemeenschap [het nieuwe Vraja] waren aldus verrukt over het kinderspel en de gebroken taal van Zij die in de loop van de tijd oud genoeg waren om zorg te dragen voor de kalveren. (Vedabase)

 

Tekst 38

Op verschillende manieren zich vermakend met allerlei spelletjes, hoedden Ze samen met de andere jongens de kalfjes in de omgeving van het grondgebied van Vraja.

In de omgeving van het grondgebied van hun Vraja hoedden Ze samen met de andere jongens die leefden voor de koeien, de kalfjes, op verschillende manieren zich vermakend met allerlei gespeel. (Vedabase)


Tekst 39-40

Soms op Hun fluiten blazend, soms met een slinger gooiend [voor de vruchten], soms Hun voeten bewegend terwille van het getinkel [van Hun enkelbelletjes], soms koetje en stiertje spelend waarbij Ze hard loeiend de dieren nadeden die met elkaar vochten en soms de geluiden van andere dieren imiterend, zwierven Ze rond als twee gewone kinderen.

Soms op hun fluiten blazend, soms met een slinger gooiend [voor de vruchten], soms met hun voeten bewegend voor het getinkel [van hun enkelbelletjes], soms koetje en stiertje spelend, hard loeiend de dieren nadoend die met elkaar aan het vechten waren en soms de geluiden van andere dieren imiterend, zwierven ze rond als twee gewone kinderen. (Vedabase)

 

Tekst 41

Toen Ze op een dag aan de oever van de Yamunā Hun kalveren hoedden met Hun speelkameraadjes, verscheen er een demon [genaamd Vatsāsura] met de bedoeling Krishna en Balarāma te doden.

Op een dag aan de oever van de Yamunā hun kalveren hoedend met hun speelkameraadjes kwam er daar een demon [Vatsāsura] met de bedoeling Krishna en Balarāma te doden. (Vedabase)

 

Tekst 42

Hij had zich met het aannemen van de gedaante van een kalf gemengd onder de andere kalveren. Maar de Heer kreeg hem in de gaten en vestigde, naar Baladeva gebarend, de aandacht op hem terwijl Hij Zich onopvallend langzaam in zijn richting bewoog.

Hem in de gaten krijgend die onder het aannemen van de gedaante van een kalf zich had gemengd onder de andere kalveren, vestigde de Heer de aandacht op hem naar Baladeva gebarend, terwijl Hij ondertussen onopvallend zich langzaam in zijn richting bewoog. (Vedabase)

 

Tekst 43

Acyuta vatte hem samen met zijn staart bij de achterpoten, slingerde hem hard in het rond en gooide hem vervolgens levenloos bovenin een kapittha [**]. Daar dijde het lichaam van de demon uit tot een gigantisch formaat en stortte samen met de boom ter aarde.

Hem samen met zijn staart bij de achterpoten vattend slingerde Acyuta hem hard in het rond en gooide Hij hem levenloos bovenin een kapittha boom [**] alwaar het lichaam van de demon tot een gigantisch formaat uitdijde en toen, samen met de boom, dood op de grond smakte. (Vedabase)

 

Tekst 44

De jongens die allen dit voorval hadden gadegeslagen, waren hoogst verbaasd en prezen Hem, uitroepend: 'Goed gedaan, goed zo!', en de goden lieten tevredengesteld een regen van bloemen neerdalen.

De jongens die dit voorval allen had gadegeslagen waren hogelijkst verwonderd en prezen Hem hoog, uitroepend: 'Goed gedaan, goed zo!', en de goden lieten tevreden een regen van bloemen op Hem neerdalen. (Vedabase)


Tekst 45

Dit tweetal, de Enige Beschermers van Al de Werelden die waren veranderd in beschermers van kalveren, voltooiden die ochtend Hun ontbijt en trokken vervolgens rond met het hoeden van de jonge dieren.

Zij, de Ene Beschermers van Al de Werelden die waren veranderd in de beschermers van de jongeren, voltooiden die ochtend hun ontbijt en trokken verder de kalveren hoedend. (Vedabase)

 

Tekst 46

Met ieder van hen verantwoordelijk voor zijn eigen groepje kalveren, arriveerden ze op een dag verlangend hun dorst te lessen bij een waterplaats waar ze de dieren drenkten en zij daarop ook zelf dronken van het water.

Met ieder van hen verantwoordelijk voor zijn eigen groepje kalveren arriveerden ze op een dag bij een waterplaats om de dieren te drenken waarna ook zij dronken van het water. (Vedabase)

 

Tekst 47

Daar zagen de jongens een gigantische gestalte, eruitziend als een door de bliksem getroffen en naar beneden gevallen bergpiek, die hen schrik aanjaagde.

Daar zagen ze recht voor zich een gigantische gestalte die, als een door de bliksem getroffen, naar beneden gevallen bergpiek, hen schrik aanjaagde. (Vedabase)

 

Tekst 48

Hij was van een grote demon genaamd Bakāsura, die de gedaante had aangenomen van een [monsterlijke] reiger [een baka ***]. Plotseling met grote kracht zich verheffend verzwolg hij Krishna met zijn scherpe snavel.

Het was van een demon genaamd Bakāsura, een enorm monster die de gedaante had aangenomen van een gigantische reiger [een baka ***]; vanwaar hij was verzwolg hij allermachtigst zomaar opeens Krishna met zijn scherpe snavel. (Vedabase)

 

Tekst 49

Toen ze zagen dat Krishna door de reiger werd opgeslokt, waren al de jongens met Rāma voorop verbijsterd en stonden ze geheel overweldigd als aan de grond genageld te staren.

Ziend hoe Krishna door de reiger werd opgeslokt waren al de jongens met Rāma voorop verbijsterd en stonden ze geheel overweldigd stomverbaasd te staren.(Vedabase)

 

Tekst 50

Hij, de zoon van een koeherder, de Meester van de Heer van het Universum [Brahmā], begon diep in zijn keel te branden als een vuur, en werd terstond weer zonder een schrammetje kwaad losgelaten. De reiger probeerde Hem toen onmiddellijk met zijn scherpe snavel opnieuw te doden.

Hij, die zoon van een koeherder, de Gebieder van de Heer van het Universum, begon diep in zijn keel te branden als een vuur en werd terstond weer kwaad losgelaten zonder een schrammetje, waarop de reiger meteen weer probeerde om Hem met zijn scherpe snavel te doden. (Vedabase)

 

Tekst 51

Met Bakāsura opnieuw in de aanval, greep Hij met Zijn armen de snavel van die vriend van Kamsa beet, waarna Hij, als de Meester van de Waarachtigen, en tot het genoegen van de hemelbewoners, voor ogen van de jongens, hem uiteenreet met het gemak waarmee men een grassprietje doormidden splijt.

Hij met Bakāsura die het opnieuw probeerde, ving die vriend van Kamsa met Zijn armen bij zijn snavel, welke Hij als de Meester der Waarachtigen in dienst van de bewoners van de hemel, terwijl de jongens toekeken, zo gemakkelijk uiteen reet als men een grassprietje door midden splijt. (Vedabase)

 

Tekst 52

De goden van alle werelden, begeleid door trommels, schelphoorns en gebeden, strooiden op dat moment met jasmijn en andere bloemen uit Indra's paradijs [Nandana-kānana] en feliciteerden de vijand van Bakāsura. Toen ze dit zagen waren de koeherderszonen stomverbaasd.

Op dat moment strooiden de goden van alle werelden jasmijn en andere bloemen over Hem uit en feliciteerden ze Hem begeleid door trommels, schelphoorns en gebeden; toen ze dit zagen waren al de jongens met stomheid geslagen. (Vedabase)

 

Tekst 53

Net zoals de zinnen weer tot leven komen [als men bij kennis komt], kwamen de jongens aangevoerd door Balarāma weer tot leven toen Hij verlost was uit de bek van de reiger. Bevrijd van het gevaar omhelsden ze Hem, verzamelden ze hun kalveren en keerden ze terug naar Vraja. Daar maakten ze er luidruchtig melding van [dat Krishna weer een duivel had verslagen].

Zoals het is met de zinnen [als ze weer bij bewustzijn komen] kwamen, met Hem bevrijdt uit de bek van de reiger, al de jongens weer tot leven die door Balarāma werden aangevoerd. Bevrijd van het gevaar omhelsden ze Hem en keerden ze, na hun kalveren te hebben verzameld, terug naar Vraja, alwaar ze luidruchtig melding maakten [van wat zich had voorgedaan]. (Vedabase)

 

Tekst 54

De gopa's en de gopī's stonden versteld toen ze al de verhalen hoorden. Vol bewondering waren ze er hoogst verrukt niet toe in staat om hun ogen af te wenden van de jongens, die Ze gretig aanstaarden alsof Ze uit de dood waren opgestaan.

De gopa's en hun gopī's stonden, nadat ze al de verhalen aangehoord hadden, versteld, en waren zielsverrukt niet in staat hun ogen af te wenden van de jongens die door hen gretig werden aangestaard alsof ze uit de dood waren opgestaan.  (Vedabase)

 

Tekst 55

[Ze zeiden bij zichzelf:] 'Wat een wonder dat deze jongen, die zo vaak met de dood werd bedreigd, er nog steeds is, en dat zij die angst hebben aangejaagd, zelf de dood moesten vinden waar ze mee dreigden.

Hoe wonderlijk dat deze jongen, die al zo vaak met de dood was bedreigd, er nog steeds was, terwijl zij die angst hadden aangejaagd zelf allemaal de dood hadden gevonden. (Vedabase)

 

Tekst 56

Hoewel ze toenadering zochten met de bedoeling deze jongen te doden, kon geen van de kwaadaardige plannenmakers die zich zo grotesk vertoonden in hun slechtheid, daarin slagen. Hem belagend vonden ze allen de dood als waren ze vliegen in het vuur.

Hoewel ze op Hem afkwamen met de bedoeling deze jongen te doden, was geen van hen die zich in hun kwaadaardigheid zo grotesk vertoonden erin geslaagd; Hem belagend vonden ze allen, als vliegen in het vuur, de dood. (Vedabase)


Tekst 57

Zo zie je maar weer: de woorden van de kenners van het Brahman bewijzen zich nimmer als onwaar. Dat wat door de hoogste meester [Garga] was voorspeld heeft zich precies zo voorgedaan [zie 10.8: 8-9]!

Hoe opmerkelijk dat de woorden van de kenners van het Brahman zich nimmer als onwaar bewijzen; dat wat door de hoogste meester [Garga] was voorspeld had zich precies zo voorgedaan [zie 10.8: 8-9]! (Vedabase)

 

Tekst 58

Op deze manier genoten Nanda's gopa's ervan de verhalen over Krishna en Balarāma te bespreken, zonder dat ze ooit tegen de pijnen van de wereld opliepen [zie ook 1.7: 6].

En zo waren al Nanda's gopa's er verrukt over telkens weer de verhalen te vertellen over Krishna en Balarāma en genoten zij met die praktijk van hun levens zonder dat ze ooit tegen de pijnen van de wereld opliepen [zie ook 1.7: 6]. (Vedabase)

 

Tekst 59

De twee jongens brachten aldus hun jeugd in de koeiengemeenschap door met verschillende kinderspelletjes, zoals verstoppertje spelen, dammen bouwen en rondspringen alsof ze apen waren.' 

Op deze manier brachten ze hun jeugd door in de koeiengemeenschap met verschillende soorten van kinderlijk tijdverdrijf als verstoppertje spelen, dammen bouwen en in de rondte springen alsof ze apen waren.' (Vedabase)

 

*: Vrindāvana is gelegen tussen Nandes'vara en Mahāvana.

**: De kapittha word soms kshatbelphala genoemd. Het vruchtvlees is zeer smakelijk. Het is zoet-zuur en geliefd bij iedereen.

***: De reiger is een zeer slimme vogel, vol van list, bedrog en opzet, en staat zo model voor de hypocriet, de bedrieger, de schurk.

 

 

 

 

Creative
                    Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.

Het eerste schilderij van de fruitverkoopster is van B.K. Mitra.
Het tweede schilderij is getiteld: 'Krishna Kills the Crane Demon',
Folio from a Bhagavata Purana (Ancient Stories of the Lord), India, Delhi region or Rajasthan, South Asia 1525-1550.
Source:
LACMA.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties