regelbalk



 

Canto 10

Jagannâtha Svâmi

 


Hoofdstuk 50: Krishna Gebruikt Jarâsandha en Vestigt de Stad Dvârakâ

(1) S'rî S'uka zei: 'Asti en Prâpti, de twee koninginnen van Kamsa, o held van de Bhârata's, waren er ongelukkig over dat hun echtgenoot gedood was en gingen vol verdriet naar het huis van hun vader. (2) Ze vertelden hun vader, de koning van Magadha genaamd Jarâsandha [zie 1.15: 9, 9.22: 8, 10.2: 1-2, 10.36: 36], alles over de oorzaak van hun weduwschap. (3) Toen hij dat slechte nieuws hoorde, waagde hij vol van leed en wrok, o Koning, zich aan het extreme plan de Yâdava's van de aarde weg te vagen. (4) Met drieëntwintig akshauhinî's stelde hij zich rondom Mathurâ op om de hoofdstad van de Yadu's aan alle kanten te belegeren. (5-6) Toen Krishna, de Allerhoogste Heer Hari, zag hoe zijn troepenmacht, als een oceaan die buiten zijn oevers was getreden, Zijn stad belegerde en Zijn burgers vervulde van angst, overdacht Hij, als de Uiteindelijke Oorzaak in een Menselijke Gedaante, wat Hij, met het doel van Zijn nederdaling in deze wereld, het beste kon doen gezien de tijd en plaats. (7-8) 'Ik zal zeker zijn leger vernietigen, deze last van de aarde bijeengebracht door de koning van Magadha, waarin hij allen verzameld heeft die, onderworpen aan hem, de leiding op zich namen en nu kunnen worden geteld in akshauhinî's infanterie, cavalerie, strijdwagens en vechtolifanten. Jarâsandha moet Ik echter sparen, zodat hij het opnieuw zal proberen een leger bijeen te brengen. (9) Met deze bedoeling ben Ik nedergedaald: om de last van deze aarde weg te nemen, de deugdzamen te beschermen en een einde te maken aan de rest [die niet wil deugen]. (10) Teneinde het dharma te verdedigen neem ik, zo gauw na een zekere tijd het onrecht overheerst, eveneens andere lichamen aan [zie ook 2.7, en B.G. 4: 7].'

(11) Terwijl Hij zo dacht, verschenen er opeens twee strijdwagens aan de hemel [uit Vaikunthha] met een gloed als die van de zon, compleet met wagenmenners en een uitrusting. (12) Ook verschenen uit zichzelf de klassieke goddelijke wapens van de Heer. Toen Hij ze zag zei de Heer van de Zinnen tot Sankarshana: (13-14) 'O Gerespecteerde Ziel, sla alsJeblieft acht op deze acute dreiging voor de Yadu's die door Jou worden beschermd, Prabhu. Dit is Jouw strijdwagen die is gearriveerd met Je favoriete wapens. Wij kwamen inderdaad ter wereld met dit doel: om te handelen ten gunste van de zuivere zielen, o Heer. Wees daarom zo goed de last van deze drieëntwintig legers van de aarde weg te nemen.'

(15) Na Hem aldus ertoe te hebben uitgenodigd, reden de twee nazaten van Das'ârha in wapenrusting, schitterend met Hun wapens, de stad uit in Hun strijdwagens, vergezeld door een heel kleine troepenmacht. (16) Toen de Allerhoogste Persoonlijkheid met Dâruka aan de teugels [uit de stad] tevoorschijn kwam, blies Hij op Zijn schelphoorn zodat de harten van de vijandige soldaten beefden van schrik. (17) Jarâsandha wierp een blik op Hen beiden en zei: 'Krishna, Jij slechtste van alle personen, ik wil niet met Je vechten. Het is schandelijk tegen iemand te vechten die nog maar een jongen is, een dwaas als Jij, die Zich schuilhoudt! Scheer Je weg, Jij moordenaar van Je verwanten! (18) En als Jij, Râma, het lef hebt te vechten, raap dan Je moed maar bijeen. Je delft ofwel doorkliefd door mijn pijlen het onderspit en gaat naar de hemel, of Je brengt mij ter dood!'

(19) De Allerhoogste Heer zei: 'Waarlijk, helden hoeven niet zo op te snijden, ze geven simpel blijk van hun kunnen. Hoe kunnen Wij, o Koning, nu de woorden serieus nemen van een man die, met de dood voor ogen, aan het ijlen is?'



(20) S'rî S'uka zei: 'De zoon van Jarâ, marcheerde met zijn gigantische overmacht aan troepen toen voorwaarts op de twee afstammelingen van Madhu af, die vervolgens werden omringd door de soldaten, strijdwagens, vlaggen, paarden en wagenmenners, zoals de wind de zon verhuld met wolken of een vuur met stof. (21) Toen de twee strijdwagenvaandels van Hari en Râma, die gemerkt waren met de palmboom en met Garuda, niet meer te zien waren in het strijdgewoel, vielen de vrouwen van de stad die zich hadden opgesteld op de wachttorens, de paleizen en de doorgangen, in zwijm, getroffen door verdriet. (22) De Heer, er getuige van hoe Zijn leger werd belaagd door de zeer angstwekkende wolken pijlen die de vijandige strijdkrachten onophoudelijk op hen neer lieten regenen, liet daarop Zijn hoogst uitnemende boog de S'ârnga vibreren die door verlicht en onverlicht wordt geëerd. (23) Vanuit Zijn pijlenkoker legde Hij toen aan, spande Hij en vuurde Hij een stortvloed aan scherpe pijlen af waarmee Hij, ronddraaiend als een brandende toorts, onophoudelijk de strijdwagens, olifanten, paarden en soldaten te voet trof. (24) Olifanten stortten neer met hun koppen opengespleten, van vele paarden werd de hals doorgesneden, strijdwagens met inbegrip van hun paarden en vaandels werden vernietigd, en de armen, benen en schouders van de strijdwagenmenners, hun meesters en het voetvolk werden doorkliefd. (25-28) Van de afgesneden ledematen van de tweebenige mensen, de olifanten en de paarden, vloeide het bloed in honderden stromen die vol lagen met armen die eruit zagen als slangen, mensenhoofden die eruit zagen als schildpadden, dode olifanten die leken op eilanden en dode paarden die leken op krokodillen. Handen en bovenbenen waren er als vissen, mensenhaar was er als waterplanten, bogen waren gelijk golven, en wapens waren gelijk losse struiken. De gutsende stromen, beangstigend voor de schuchteren en inspirerend voor de intelligenten, lagen vol wagenwielen, die eruit zagen als schrikwekkende draaikolken, en vele kostbare edelstenen en fraaie juwelen eruit ziend als stenen en grind. Sankarshana met Zijn onbegrensde vermogen, maaide met Zijn ploeg Zijn furieuze vijanden de een na de ander neer. Die troepenmacht, mijn beste Koning, geleid door de koning van Magadha ter wille van de vernietiging, en die zo onafzienbaar, beangstigend en onoverkomelijk was als de grenzeloze oceaan, vormde voor de Heren van het Universum, de twee zoons van Vasudeva, niet meer dan een spelletje. (29) Ondanks het feit dat men [in reactie op filosofen die Zijn afzijdigheid verkondigen] van Hem beweert dat Hij Zijn spel speelt in navolging van de menselijke manier van doen, wekt het geen verbazing dat Hij, die met Zijn onbegrensde kwaliteiten de handhaving, schepping en vernietiging van de drie werelden bewerkstelligt, een vijandige partij onderwerpt. (30) De zo heel sterke Jarâsandha wiens leger was vernietigd en die, verstoken van zijn strijdwagen, alleen nog maar zijn adem restte, werd door Balarâma zo gewelddadig gegrepen als een leeuw die een andere leeuw te pakken neemt. (31) Maar, terwijl Hij hem, die zo vele tegenstanders had gedood, aan het knevelen was met de touwen van Varuna [vergelijk 5.24: 23] en van normale mensen, werd Hij tegengehouden door Govinda, want Hij had Jarâsandha nodig voor een ander doel.
 
(32-33) Hij [Jarâsandha], geëerd door helden, schaamde zich ervoor vrijgelaten te worden door de twee Heren van het Universum, en overwoog zich te onderwerpen aan boetedoeningen. Maar hij werd op die weg tegengehouden door de rest van de edellieden die hem in klare termen, met betekenisvolle woorden en praktische argumenten duidelijk maakten: 'Dat u werd verslagen door de Yadu's is gebeurd als gevolg van uw karmische gebondenheid.' (34) De zoon van Brihadratha, met al zijn soldaten gedood en achtergelaten door de Opperheer, kwam toen zwaar terneergeslagen terug in Magadha.

(35-36) Mukunda, die de oceaan van de vijandelijke troepen te boven was gekomen zonder Zijn strijdmacht te verliezen, werd door de dienaren van de drie werelden vol lof bestrooid met bloemen. Daarna ontmoette hij de burgers van Mathurâ die, bevrijd van hun koorts, erg blij waren, terwijl Zijn glorie werd bezongen door hofzangers, boodschappers en lofredenaars. (37-38) Toen Hij de stad binnenkwam met zijn besprenkelde straten, vele vaandels en feestelijk versierde bogen, weerklonken schelphoorns, pauken, trommels en hoorns samen met vînâ's, fluiten en mridanga's [tweezijdige trommels voor de toewijding], en reciteerden de uitgelaten burgers luidkeels Vedische verzen. (39) De vrouwen staarden Hem met wijdopen ogen vol van liefde emotioneel aan, en overlaadden Hem met bloemenslingers, yoghurt, geroosterde rijst en spruiten. (40) De talloze kostbaarheden, bestaande uit de sieraden van de helden die in de slag gevallen waren, werden door de Heer allemaal aan de koning van de Yadu's [Ugrasena] gepresenteerd. (41) En zo deed zich het zeventien keer voor dat de koning van Magadha met zijn akshauhinî's de Yadu's bevocht die werden beschermd door Krishna's militaire kracht. (42) De Vrishni's vernietigden met behulp van Krishna's macht al de legers van de koning. En iedere keer dat zijn soldaten dood neerlagen, werd hij verlaten en ging hij weer weg. (43) Op het moment dat de achttiende veldslag zou plaatsvinden verscheen er uit het buitenland een strijder [Kâlayavana] die was gestuurd door Nârada. (44) Hij had over de Vrishni's gehoord en arriveerde met drie croren [dertig miljoen] barbaren [mleccha's] om Mathurâ te belegeren, want hij had onder de mensen niemand gevonden die zich met hem kon meten. (45) Toen Hij hem zag dacht Krishna samen met Sankarshana [Balarâma]: 'Ah, [een aanval] van twee kanten. Nu staan de Yadu's voor een groot probleem! (46) Deze Yavana die vandaag tegenover Ons staat opgesteld, heeft dezelfde grote macht als Jarâsandha, die ook hier ofwel vandaag, morgen of overmorgen zal arriveren. (47) Terwijl Wij beiden met hem in gevecht zijn, zal de zoon van Jarâ, als hij komt, onze verwanten doden of ze anders met zich meenemen naar zijn eigen vesting. (48) Laten we daarom vandaag een voor mensen ondoordringbaar bolwerk bouwen om onze getrouwen te herbergen en dan de barbaar doden.'

(49) Na overleg, voorzag de Opperheer in een vesting van twaalf yojana's [in omtrek] dat in zee lag, en waar Hij een stad liet bouwen [genaamd Dvârakâ of 'veel-poortig', zie ook 1: 11] die allerlei wonderbaarlijke voorzieningen had. (50-53) De wetenschap van de architectuur van Tvashthâ [Vis'vakarmâ] kon daar worden bewonderd, die met zijn kennis van zaken de hoofdwegen, de hoven en de bedieningswegen had aangelegd bij de grondstukken. De stad herbergde vele prachtige tuinen en parken met daarin de bomen en struiken van de goden, en doorgangen van kwarts met een bovenbouw die met zijn torentjes van goud de hemel raakte. De dienstgebouwen, uitgerust met zilver en brons, waren opgesierd met gouden vaten en hadden daken met edelstenen. Hij had huizen met vloeren die waren ingelegd met kostbare smaragden en werden bevolkt door mensen van de vier varna's, had uitkijktorens en tempels die de heersende goden huisvestten, en schitterde met de paleizen van de Heer van de Yadu's. (54) Heer Indra leverde de Heer de pârijâta[koraal]boom en de Sudharmâhal ['de goede wet'], waarin zich ophoudend een sterveling niet onderhevig is aan de wetten van de sterfelijkheid. (55) Varuna leverde paarden die zo snel waren als de wind en een witte dan wel exclusief donkergrijze kleur hadden. De schatbewaarder van de goden [Kuvera] leverde de acht mystieke schatten [zie nidhi] en de lokale heersers droegen bij met ieder hun eigen weelde. (56) Nu Hij op aarde was verschenen, werden welke machten van beheersing de Allerhoogste Heer hen ook had geschonken voor hun eigen perfectie, allemaal aan Krishna teruggegeven. (57) Nadat Krishna, middels de macht van Zijn yoga al Zijn onderdanen daar naartoe had overgebracht [*], pleegde Hij overleg met Balarâma, de beschermer van de burgers, en ging toen ongewapend de stadspoort uit met een slinger van lotusbloemen om.'

 

next                       

 
 

Derde herziene editie, geladen 1 april, 2021.

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî S'uka zei: 'Asti en Prâpti, de twee koninginnen van Kamsa, o held van de Bhârata's, waren er ongelukkig over dat hun echtgenoot gedood was en gingen vol verdriet naar het huis van hun vader.
S'rî S'uka zei: 'Asti en Prâpti, de twee koninginnen van Kamsa, o held van de Bharata's, ongelukkig dat hun echtgenoot gedood was, gingen vol verdriet naar het huis van hun vader. (Vedabase)

 

Tekst 2

Ze vertelden hun vader, de koning van Magadha genaamd Jarâsandha [zie 1.15: 9, 9.22: 8, 10.2: 1-2, 10.36: 36],  alles over de oorzaak van hun weduwschap.

Hun vader, de koning van Magadha genaamd Jarâsandha [zie 1.15: 9, 9.22: 8, 10.2: 1-2, 10.36: 36], vertelden ze alles over de oorzaak van hun weduwschap. (Vedabase)

 

Tekst 3

Toen hij dat slechte nieuws hoorde, waagde hij vol van leed en wrok, o Koning, zich aan het extreme plan de Yâdava's van de aarde weg te vagen.

Toen hij dat slechte nieuws hoorde, zette hij vol van leed en wrok o Koning, zich tot het extreme plan de Yâdava's van de aarde weg te vagen. (Vedabase)

 

Tekst 4

Met drieëntwintig akshauhinî's stelde hij zich rondom Mathurâ op om de hoofdstad van de Yadu's aan alle kanten te belegeren.

Met drieëntwintig akshauhinî's groepeerde hij zich rondom Mathurâ om de residentie van de Yadu's van alle kanten te belegeren. (Vedabase)

 

Tekst 5-6

Toen Krishna, de Allerhoogste Heer Hari, zag hoe zijn troepenmacht, als een oceaan die buiten zijn oevers was getreden, Zijn stad belegerde en Zijn burgers vervulde van angst, overdacht Hij, als de Uiteindelijke Oorzaak in een Menselijke Gedaante, wat Hij, met het doel van Zijn nederdaling in deze wereld, het beste kon doen gezien de tijd en plaats.

Toen Krishna, de Allerhoogste Heer Hari, zag hoe door zijn troepenmacht, als een oceaan die buiten zijn oevers was getreden, Zijn stad werd belegerd en Zijn burgers door de angst bevangen waren, overdacht Hij als de Uiteindelijke Oorzaak in een Menselijke Gedaante wat voor de bedoeling van Zijn nederdaling in deze wereld gepast zou zijn gezien de tijd en plaats: (Vedabase)

 

Tekst 7-8

'Ik zal zeker zijn leger vernietigen, deze last van de aarde bijeengebracht door de koning van Magadha, waarin hij allen verzameld heeft die, onderworpen aan hem, de leiding op zich namen en nu kunnen worden geteld in akshauhinî's infanterie, cavalerie, strijdwagens en vechtolifanten. Jarâsandha moet Ik echter sparen, zodat hij het opnieuw zal proberen een leger bijeen te brengen.

'Ik zal zeker zijn leger vernietigen, deze last van de aarde op de been gebracht door de koning van Magadha waarin hij allen verzameld heeft die ondergeschikt de leiding op zich namen en nu kunnen worden geteld in akshauhinî's van infanterie, cavalerie, strijdwagens en vechtolifanten; Jarâsandha echter, moet Ik sparen zodat hij het opnieuw zal proberen om een leger bijeen te brengen. (Vedabase)

 

Tekst 9

Met deze bedoeling ben Ik nedergedaald: om de last van deze aarde weg te nemen, de deugdzamen te beschermen en een einde te maken aan de rest [die niet wil deugen].

Dit is de bedoeling van Mijn nederdalen: dat de last van deze aarde wordt weggenomen, dat de geheiligden ten volle beschermd zijn en dat zij die tegenstreven de dood vinden. (Vedabase)

 

Tekst 10

Teneinde het dharma te verdedigen neem ik, zo gauw na een zekere tijd het onrecht overheerst, eveneens andere lichamen aan [zie ook 2.7, en B.G. 4: 7].'

Ook andere lichamen worden door Mij aangenomen voor het verdedigen van het dharma, zo gauw na een zekere tijd het onrecht overheerst [zie ook 2.7, en B.G. 4: 7].'  (Vedabase)

 

Tekst 11

Terwijl Hij zo dacht, verschenen er opeens twee strijdwagens aan de hemel [uit Vaikunthha] met een gloed als die van de zon, compleet met wagenmenners en een uitrusting.

Terwijl Hij op deze manier mediteerde verschenen er op datzelfde moment uit de hemel [uit Vaikunthha] twee strijdwagens met een gloed als die van de zon compleet met wagenmenners en een uitrusting. (Vedabase)

 

Tekst 12

Ook verschenen uit zichzelf de klassieke goddelijke wapens van de Heer. Toen Hij ze zag zei de Heer van de Zinnen tot Sankarshana:

En zo deden dat ook op eigen gelegenheid de Heer Zijn klassieke en goddelijke wapens, en hen ziende zei de Heer der Zinnen tot Sankarshana: (Vedabase)

 

 Tekst 13-14

'O Gerespecteerde Ziel, sla alsJeblieft acht op deze acute dreiging voor de Yadu's die door Jou worden beschermd, Prabhu. Dit is Jouw strijdwagen die is gearriveerd met Je favoriete wapens. Wij kwamen inderdaad ter wereld met dit doel: om te handelen ten gunste van de zuivere zielen, o Heer. Wees daarom zo goed de last van deze drieëntwintig legers van de aarde weg te nemen.'

'AlsJeblieft sla acht, o Gerespecteerde, op deze acute dreiging voor de Yadu's die door Jou beschermd worden Prabhu, en op deze strijdwagen die is gearriveerd met Je favoriete wapens. Het is inderdaad voor deze bedoeling dat Wij geboren werden: om te handelen o Heer, ten gunste van de geheiligden; wees dus zo goed de last van deze drieëntwintig legers van de aarde weg te nemen.' (Vedabase)

 

Tekst 15

Na Hem aldus ertoe te hebben uitgenodigd, reden de twee nazaten van Das'ârha in wapenrusting, schitterend met Hun wapens, de stad uit in Hun strijdwagens, vergezeld door een heel kleine troepenmacht.

Hem er aldus toe uitnodigend reden de twee nazaten van Das'ârha, in wapenrusting schitterend met Hun wapens, de stad uit in Hun strijdwagens vergezeld door een heel minieme troepenmacht.  (Vedabase)

  

Tekst 16

Toen de Allerhoogste Persoonlijkheid met Dâruka aan de teugels [uit de stad] tevoorschijn kwam, blies Hij op Zijn schelphoorn zodat de harten van de vijandige soldaten beefden van schrik.

Toen de Allerhoogste Persoonlijkheid met Dâruka aan de teugels tevoorschijn kwam, blies Hij op Zijn schelphoorn welke de harten van de vijandige soldaten deed beven van schrik. (Vedabase)

   

Tekst 17

Jarâsandha wierp een blik op Hen beiden en zei: 'Krishna, Jij slechtste van alle personen, ik wil niet met Je vechten. Het is schandelijk tegen iemand te vechten die nog maar een jongen is, een dwaas als Jij, die Zich schuilhoudt! Scheer Je weg, Jij moordenaar van Je verwanten!

Jarâsandha wierp een blik op Hen beiden en zei: 'Krishna jij slechtste van alle personen, ik verlang het niet om me te meten met Jou, een jongen slechts, die zich uit schaamte verbergt! Met een dwaas als Jij zal ik de strijd niet aangaan, ga nou gauw Jij moordenaar van Je verwanten! (Vedabase)

 .

Tekst 18

En als Jij, Râma, het lef hebt te vechten, raap dan Je moed maar bijeen. Je delft ofwel doorkliefd door mijn pijlen het onderspit en gaat naar de hemel, of Je brengt mij ter dood!'

En als Jij, Râma, het lef hebt te vechten, raap dan Je moed maar bijeen; ofwel leg Je doorkliefd door mijn pijlen het loodje en ga Je naar de hemel of Je brengt mij ter dood!' (Vedabase)

 

Tekst 19

De Allerhoogste Heer zei: 'Waarlijk, helden hoeven niet zo op te snijden, ze geven simpel blijk van hun kunnen. Hoe kunnen Wij, o Koning, nu de woorden serieus nemen van een man die, met de dood voor ogen, aan het ijlen is?'

De Allerhoogste Heer zei: 'Waarlijk, helden hoeven niet zo op te snijden, ze geven simpel blijk van hun kunnen; hoe kunnen We de woorden nu serieus nemen o Koning, van een man die met de dood voor ogen aan het ijlen is?' (Vedabase)

 

Tekst 20

S'rî S'uka zei: 'De zoon van Jarâ, marcheerde met zijn gigantische overmacht aan troepen toen voorwaarts op de twee afstammelingen van Madhu af, die vervolgens werden omringd door de soldaten, strijdwagens, vlaggen, paarden en wagenmenners, zoals de wind de zon verhuld met wolken of een vuur met stof.

S'rî S'uka zei: 'De zoon van Jarâ, marcheerde met zijn gigantische overmacht aan troepen toen voorwaarts op de twee afstammelingen van Madhu af, die toen werden omringd door de soldaten, strijdwagens, vlaggen, paarden en wagenmenners zoals de wind de zon verhuld met wolken of een vuur met stof. (Vedabase)

  

Tekst 21

Toen de twee strijdwagenvaandels van Hari en Râma, die gemerkt waren met de palmboom en met Garuda, niet meer te zien waren in het strijdgewoel, vielen de vrouwen van de stad die zich hadden opgesteld op de wachttorens, de paleizen en de doorgangen, in zwijm, getroffen door verdriet.

Toen Hari's en Râma's twee strijdwagenvaandels gemerkt met de palmboom en Garuda niet meer te zien waren in het strijdgewoel, vielen de vrouwen van de stad die zich hadden opgesteld op de wachttorens, de paleizen en de doorgangen, in zwijm getroffen als ze waren door verdriet. (Vedabase)

 

Tekst 22

De Heer, er getuige van hoe Zijn leger werd belaagd door de zeer angstwekkende wolken pijlen die de vijandige strijdkrachten onophoudelijk op hen neer lieten regenen, liet daarop Zijn hoogst uitnemende boog de S'ârnga vibreren die door verlicht en onverlicht wordt geëerd.
De Heer, Hij die wordt aanbeden door verlicht en onverlicht, ziende hoe Zijn leger werd belaagd door de woeste wolken pijlen die de vijandige strijdkrachten niet aflatend op Hen deden neerregenen, liet daarop S'ârnga, Zijn hoogst uitnemende boog zingen.  (Vedabase)

 

Tekst 23

Vanuit Zijn pijlenkoker legde Hij toen aan, spande Hij en vuurde Hij een stortvloed aan scherpe pijlen af waarmee Hij, ronddraaiend als een brandende toorts, onophoudelijk de strijdwagens, olifanten, paarden en soldaten te voet trof.

Vanuit Zijn pijlenkoker toen een stortvloed aan scherpe pijlen aanleggend, aanspannend en afvurend, trof Hij zonder ophouden, als een brandende toorts rondgedraaid, de strijdwagens, olifanten, paarden en soldaten te voet. (Vedabase)

 

Tekst 24

Olifanten stortten neer met hun koppen opengespleten, van vele paarden werd de hals doorgesneden, strijdwagens met inbegrip van hun paarden en vaandels werden vernietigd, en de armen, benen en schouders van de strijdwagenmenners, hun meesters en het voetvolk werden doorkliefd.

Olifanten vielen met koppen opengespleten, en vele paarden van de cavalerie en de strijdwagens hadden tegelijk hun halzen en vlaggen doorkliefd door de pijlen en van de strijdwagenmenners, hun meesters en het voetvolk werden armen, benen en schouders eraf geschoten. (Vedabase)

 

Tekst 25-28

Van de afgesneden ledematen van de tweebenige mensen, de olifanten en de paarden, vloeide het bloed in honderden stromen die vol lagen met armen die eruit zagen als slangen, mensenhoofden die eruit zagen als schildpadden, dode olifanten die leken op eilanden en dode paarden die leken op krokodillen. Handen en bovenbenen waren er als vissen, mensenhaar was er als waterplanten, bogen waren gelijk golven, en wapens waren gelijk losse struiken. De gutsende stromen, beangstigend voor de schuchteren en inspirerend voor de intelligenten, lagen vol wagenwielen, die eruit zagen als schrikwekkende draaikolken, en vele kostbare edelstenen en fraaie juwelen eruit ziend als stenen en grind. Sankarshana met Zijn onbegrensde vermogen, maaide met Zijn ploeg Zijn furieuze vijanden de een na de ander neer. Die troepenmacht, mijn beste Koning, geleid door de koning van Magadha ter wille van de vernietiging, en die zo onafzienbaar, beangstigend en onoverkomelijk was als de grenzeloze oceaan, vormde voor de Heren van het Universum, de twee zoons van Vasudeva, niet meer dan een spelletje.

Van de ledematen van de tweebenigen, de olifanten en de paarden die eraf lagen, stroomde het bloed in honderden rivieren die vol lagen met armen die eruit zagen als slangen, mensenhoofden die waren als schildpadden, dode olifanten als eilanden en dode paarden die waren als krokodillen. Vol van handen en bovenbenen als vissen, mensenhaar gelijk waterplanten, bogen gelijk golven en wapens gelijk apart staande struiken leken de wagenwielen op beangstigende draaikolken en de kostbare edelstenen en fraaie juwelen op de stenen en het grind. De schuchteren schrik aanjagend en de intelligenten inspirerend met vreugde, maaide Sankarshana, met Zijn onbegrensde vermogen, met Zijn ploeg de een na de ander Zijn furieuze vijanden neer. Die troepen voor de vernietiging geleid door de koning van Magadha, mijn beste, die zo onafzienbaar, beangstigend en onoverkomelijk grenzeloos als de oceaan waren, vormden voor de Heren van het Universum, de twee zoons van Vasudeva, niet meer dan een spelletje. (Vedabase)

 

Tekst 29

Ondanks het feit dat men [in reactie op filosofen die Zijn afzijdigheid verkondigen] van Hem beweert dat Hij Zijn spel speelt in navolging van de menselijke manier van doen, wekt het geen verbazing dat Hij, die met Zijn onbegrensde kwaliteiten de handhaving, schepping en vernietiging van de drie werelden bewerkstelligt, een vijandige partij onderwerpt.

Het wekt geen verwondering als Hij, van Oneindige Kwaliteiten, die de handhaving, schepping en vernietiging van de drie werelden bewerkstelligt, een tegenstrevende partij onderwerpt, maar niettemin [in reactie op filosofen die Zijn afzijdigheid verkondigen] wordt het omschreven als een spel van Hem in navolging van de menselijke manier van doen. (Vedabase)

 

Tekst 30

De zo heel sterke Jarâsandha wiens leger was vernietigd en die, verstoken van zijn strijdwagen, alleen nog maar zijn adem restte, werd door Balarâma zo gewelddadig gegrepen als een leeuw die een andere leeuw te pakken neemt.

De zo heel sterke Jarâsandha, wiens leger was vernietigd en die verstoken van zijn strijdwagen alleen nog maar zijn adem restte, werd door Râma zo krachtdadig beetgegrepen als een leeuw die een andere leeuw te pakken neemt. (Vedabase)

 

Tekst 31

Maar, terwijl Hij hem, die zo vele tegenstanders had gedood, aan het knevelen was met de touwen van Varuna [vergelijk 5.24: 23] en van normale mensen, werd Hij tegengehouden door Govinda, want Hij had Jarâsandha nodig voor een ander doel.

Maar, terwijl Hij hem die zo vele tegenstanders had gedood aan het knevelen was, met de touwen van Varuna [vergelijk 5.24: 23] en die van normale mensen, werd Hij tegengehouden door Govinda daar Hij hem nodig had om een ander doel te dienen. (Vedabase)

 

Tekst 32-33

Hij [Jarâsandha], geëerd door helden, schaamde zich ervoor vrijgelaten te worden door de twee Heren van het Universum en overwoog zich te onderwerpen aan boetedoeningen. Maar hij werd op die weg tegengehouden door de rest van de edellieden die hem in klare termen, met betekenisvolle woorden en praktische argumenten duidelijk maakten: 'Dat u werd verslagen door de Yadu's is gebeurd als gevolg van uw karmische gebondenheid.'

Hij, geëerd door helden, schaamde zich ervoor vrijgelaten te zijn door de twee Heren van het Universum en dacht eraan zich te onderwerpen aan boetedoeningen, maar werd in zijn besluit op weg naar huis halverwege tegengehouden door de rest van de edellieden die hem in klare termen, betekenisvolle woorden alsook met praktische argumenten uitlegden: 'Dit verslagen zijn door de Yadu's heeft zich voorgedaan als gevolg van je eigen karmische gebondenheid'. (Vedabase)

 

Tekst 34

De zoon van Brihadratha, met al zijn soldaten gedood en achtergelaten door de Opperheer, kwam toen zwaar terneergeslagen terug in Magadha.

De zoon van Brihadratha met al zijn soldaten gedood en achtergelaten door de Opperheer, kwam toen zwaar terneergeslagen terug in Magadha. (Vedabase)

 

Tekst 35-36

Mukunda, die de oceaan van de vijandelijke troepen te boven was gekomen zonder Zijn strijdmacht te verliezen, werd door de dienaren van de drie werelden vol lof bestrooid met bloemen. Daarna ontmoette hij de burgers van Mathurâ die, bevrijd van hun koorts, erg blij waren, terwijl Zijn glorie werd bezongen door hofzangers, boodschappers en lofredenaars.

Mukunda die met Zijn troepen ongebroken de oceaan van de legers van Zijn vijand had overgestoken, werd door de dienaren der drie werelden vol lof bestrooid met bloemen. Tegemoetgekomen door de mensen van Mathurâ, die met hun koorts bezworen in grote vreugde verzet waren, werd Zijn glorie bezongen door hofzangers, boodschappers en lofredenaars. (Vedabase)

 

Tekst 37-38

Toen Hij de stad binnenkwam met zijn besprenkelde straten, vele vaandels en feestelijk versierde bogen, weerklonken schelphoorns, pauken, trommels en hoorns samen met vînâ's, fluiten en mridanga's [tweezijdige trommels voor de toewijding], en reciteerden de uitgelaten burgers luidkeels Vedische verzen.

Toen Hij de stad binnenkwam met zijn besprenkelde straten en vele vaandels, weerklonken schelphoorns, pauken, trommels en hoorns allen tezamen met vînâ's, fluiten en mridanga's [tweezijdige trommels voor de toewijding] en reciteerden de uitgelaten burgers luidkeels vedische verzen bij de feestelijk versierde doorgangen.  (Vedabase)

 

Tekst 39

De vrouwen staarden Hem met wijdopen ogen vol van liefde emotioneel aan, en overlaadden Hem met bloemenslingers, yoghurt, geroosterde rijst en spruiten.

Met wijdopen ogen starend vol van liefde en genegenheid overlaadden de vrouwen Hem met bloemenslingers, yoghurt, geroosterde rijst en spruiten. (Vedabase)

 

Tekst 40

De talloze kostbaarheden, bestaande uit de sieraden van de helden die in de slag gevallen waren, werden door de Heer allemaal aan de koning van de Yadu's [Ugrasena] gepresenteerd.

De talloze kostbaarheden van de helden die in de slag gevallen waren werden door de Heer allen tezamen gepresenteerd aan de koning van de Yadu's [Ugrasena]. (Vedabase)

 

Tekst 41

En zo deed zich het zeventien keer voor dat de koning van Magadha met zijn akshauhinî's de Yadu's bevocht die werden beschermd door Krishna's militaire kracht.

En zo deed zich het zeventien keer voor dat de koning van Magadha met zijn akshauhinî's de Yadu's bevocht die werden beschermd door Krishna's militaire kracht. (Vedabase)

 

Tekst 42

De Vrishni's vernietigden met behulp van Krishna's macht al de legers van de koning. En iedere keer dat zijn soldaten dood neerlagen, werd hij verlaten en ging hij weer weg.

De Vrishni's vernietigden met de macht van Krishna de macht van de koning in zijn geheel: iedere keer dat zijn soldaten gedood waren werd hij achtergelaten en ging hij weer weg. (Vedabase)

 

Tekst 43

Op het moment dat de achttiende veldslag zou plaatsvinden verscheen er uit het buitenland een strijder [Kâlayavana] die was gestuurd door Nârada.

Juist toen de achttiende veldslag op handen was verscheen er een strijder uit het buitenland [Kâlayavana] die was gestuurd door Nârada. (Vedabase)

 

Tekst 44

Hij had over de Vrishni's gehoord en arriveerde met drie croren [dertig miljoen] barbaren [mleccha's] om Mathurâ te belegeren, want hij had onder de mensen niemand gevonden die zich met hem kon meten.

Over de Vrishni's vernomen hebbend arriveerde hij daar met drie croren [dertig miljoen] barbaren [mleccha's] en belegerde hij Mathurâ, daar hij onder de mensen niemand had gevonden die zich met hem kon meten. (Vedabase)

 

Tekst 45

Toen Hij hem zag dacht Krishna samen met Sankarshana [Balarâma]: 'Ah, [een aanval] van twee kanten. Nu staan de Yadu's voor een groot probleem!

Toen Hij hem zag dacht Krishna met Sankarshana Zijn helper: 'Ah, van twee kanten; nu staan de Yadu's voor een groot probleem! (Vedabase)

 

Tekst 46

Deze Yavana die vandaag tegenover Ons staat opgesteld, heeft dezelfde grote macht als Jarâsandha, die ook hier ofwel vandaag, morgen of overmorgen zal arriveren.

Deze Yavana vandaag tegenover Ons opgesteld is van dezelfde grote kracht als Jarâsandha, die hier ook vandaag, morgen of overmorgen zal aankomen. (Vedabase)

 

Tekst 47

Terwijl Wij beiden met hem in gevecht zijn zal de zoon van Jarâ, als hij komt, onze verwanten doden of ze anders met zich meenemen naar zijn eigen vesting. 

Terwijl Wij tweeën met hem in gevecht zijn zal de zoon van Jarâ, als hij komt, onze verwanten doden of ze anders met zich meevoeren naar zijn eigen vesting. (Vedabase)

 

Tekst 48

Laten we daarom vandaag een voor mensen ondoordringbaar bolwerk bouwen om onze getrouwen te herbergen en dan de barbaar doden.'

Laten we daarom vandaag de barbaren doden en ons een stad bouwen waar onze getrouwen zich kunnen vestigen, een fort ondoordringbaar voor de tweebenigen.' (Vedabase)

 

Tekst 49

Na overleg, voorzag de Opperheer in een vesting van twaalf yojana's [in omtrek] dat in zee lag en waar Hij een stad liet bouwen [genaamd Dvârakâ of 'veel-poortig', zie ook 1: 11] die allerlei wonderbaarlijke voorzieningen had.

De Opperheer met aldus de zaak voor ogen voorzag in een vesting van twaalf yoyana's [in omtrek] gelegen in zee alwaar Hij een stad had [genaamd Dvârakâ of 'veel-poortig', zie ook 1: 11] die van allerlei wonderbaarlijks was voorzien. (Vedabase)

 

Tekst 50-53

De wetenschap van de architectuur van Tvashthâ [Vis'vakarmâ] kon daar worden bewonderd, die met zijn kennis van zaken de hoofdwegen, de hoven en de bedieningswegen had aangelegd bij de grondstukken. De stad herbergde vele prachtige tuinen en parken met daarin de bomen en struiken van de goden, en doorgangen van kwarts met een bovenbouw die met zijn torentjes van goud de hemel raakte. De dienstgebouwen, uitgerust met zilver en brons, waren opgesierd met gouden vaten en hadden daken met edelstenen. Hij had huizen met vloeren die waren ingelegd met kostbare smaragden en werden bevolkt door mensen van de vier varna's, had uitkijktorens en tempels die de heersende goden huisvestten, en schitterde met de paleizen van de Heer van de Yadu's.

Daarin kon de wetenschap van de architectuur van Tvashthâ [Vis'vakarmâ] worden bewonderd die met zijn kennis van zaken de hoofdwegen aanlegde, de hoven en de bedieningswegen bij de vele grondstukken. Hij herbergde vele prachtige tuinen en parken met daarin de bomen en struiken van de goddelijken en doorgangen van kwarts met een bovenbouw die met torentjes van goud de hemel raakte. De dienstgebouwen met zilver en brons waren opgesierd met gouden vaten, hadden daken met edelstenen en de huizen hadden vloeren ingelegd met kostbare smaragden. De huishoudens bevolkt door de vier varna's van de mensen hadden tempels voor de huisvesting van hun heersende goden en waren uitgerust met uitkijktorens; en nog het mooist daarbij waren de paleizen van de Yadu-godheid. (Vedabase)

 

Tekst 54

Heer Indra leverde de Heer de pârijâta[koraal]boom en de Sudharmâhal ['de goede wet'], waarin zich ophoudend een sterveling niet onderhevig is aan de wetten van de sterfelijkheid.

Heer Indra leverde de Heer de pârijâta [koraal-]boom en de Sudharmâ-hal ['de goede wet'] waarin een sterveling die zich er ophoudt niet onderhevig is aan de wetten der sterfelijkheid. (Vedabase)

 

Tekst 55

Varuna leverde paarden die zo snel waren als de wind en een witte dan wel exclusief donkergrijze kleur hadden. De schatbewaarder van de goden [Kuvera] leverde de acht mystieke schatten [zie nidhi] en de lokale heersers droegen bij met ieder hun eigen weelde.

Varuna leverde paarden zo snel als de wind die wit waren en exclusief donkergrijs gekleurd; de schatbewaarder der goddelijken leverde de acht mystieke schatten [zie nidhi] en ieder van de lokale heersers droeg met zijn eigen weelde bij. (Vedabase)

 

Tekst 56

Nu Hij op aarde was verschenen, werden welke machten van beheersing de Allerhoogste Heer hen ook had geschonken voor hun eigen perfectie, allemaal aan Krishna teruggegeven.

Welke macht van beheersing ook die de Allerhoogste Heer had geschonken als hun eigen volmaaktheden werd allemaal weer terug aangeboden aan Krishna, nu dat Hij op aarde was gekomen. (Vedabase)

 

Tekst 57

Nadat Krishna, middels de macht van Zijn yoga al Zijn onderdanen daar naartoe had overgebracht [*], pleegde Hij overleg met Balarâma, de beschermer van de burgers, en ging toen ongewapend de stadspoort uit met een slinger van lotusbloemen om.'

Krishna nadat Hij, middels de macht van Zijn yoga, al Zijn onderdanen naar daar had overgebracht [*], ging toen op aanraden van Balarâma, de beschermer van de burgers, ongewapend de stadspoort uit, met een slinger van lotusbloemen om.' (Vedabase)

 

*: S'rîla Vis'vanâtha Cakravartî haalt hierbij de volgende verzen aan uit de S'rî Padma Purâna, Uttara-khanda: "In het holst van de nacht, toen de burgers van Mathurâ sliepen, haalde Heer Janârdana ze plotseling weg uit die stad en plaatste hij ze in Dvârakâ. Toen de mannen wakker werden, stonden ze allen versteld dat ze zich met hun kinderen en vrouwen bevonden in paleizen gemaakt van goud."

 

 

 

 

 

 

 Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De afbeelding heet: 'Jarasandha, the King of Magadha, Besieges Mathura for the First Time',
Leaf from a Series Illustrating the 10th Book of the Bhagavata Purana,
Bron:
Ackland Museum of Art.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties