regelbalk



 

 

Canto 10

S'rī Rūpa Manjari Pada

 

 

Hoofdstuk 55: De Geschiedenis van Pradyumna



(1) S'rī S'uka zei: 'Cupido [Kāmadeva], een expansie van Vāsudeva die voorheen door de woede van Rudra werd verbrand, keerde naar Hem terug met de bedoeling opnieuw een lichaam te krijgen [zie ook 3.1: 28 en 8.10: 32-34 en B.G. 10.28]. (2) Verwekt uit het zaad van Krishna in de dochter van de koning van Vidarbha [Rukminī], stond Hij aldus bekend als Pradyumna ['de machtige boven alle anderen', zie ook vyūha]. In geen enkel opzicht deed Hij onder voor Zijn Vader. (3) S'ambara ['de goochelaar' zie 7.2: 4-5, 10.36: 36], die iedere gedaante aan kon nemen die hij wilde, ging er vandoor met het kind dat nog geen tien dagen oud was. Hem herkennend als zijn vijand, gooide hij Hem in zee en keerde hij naar huis terug. (4) Pradyumna werd opgeslokt door een grote vis die, samen met anderen gevangen in een groot net, werd meegenomen door vissers. (5) De vissers presenteerden hem aan S'ambara, die het geschenk naar de koks stuurde. Die sneden hem in de keuken open met een mes. (6) Het kind dat ze in de buik aantroffen werd aan Māyāvatī gegeven, die versteld stond. Van Nārada vernam ze over de geboorte van het kind en hoe het was beland in de buik van de vis. (7-8) Ze was door S'ambara aangesteld om rijst en groenten klaar te maken, maar in feite was ze Cupido's beroemde vrouw genaamd Rati. Zij [na bij Heer S'iva te hebben gesmeekt en naar S'ambara te zijn gestuurd] wachtte erop dat haar verbrande echtgenoot een nieuw lichaam zou verwerven. Met het inzicht dat het kind Kāmadeva was, ontwikkelde ze genegenheid voor het kind. (9) Hij, de zoon van Krishna, groeide spoedig uit tot een jongeling die zeer bekoorlijk was voor de vrouwen die hem zagen. (10) Beste Koning, Rati benaderde vol van liefde, met een bedeesde glimlach, geheven wenkbrauwen en blikken en gebaren van huwelijkse aantrekking, Hem, haar echtgenoot, die met Zijn lange armen en ogen in de vorm van een lotusblaadje de mooiste was die je in de samenleving kon vinden. (11) De Heer in de gedaante van Zijn eigen zoon zei tot haar: 'O moeder, u stelt zich in uw houding als een vriendin afwijkend op; daarmee overschrijdt u de [normen voor de] gemoedsgesteldheid van moederlijke genegenheid.'

(12)
Rati gaf ten antwoord: 'Jij bent de zoon van Nārāyana die van thuis werd weggestolen door S'ambara en ik ben Je wettige echtgenote Rati, o Cupido, mijn meester! (13) Nog geen tien dagen oud werd Je door die demon S'ambara in de oceaan geworpen, waar een vis Je verslond uit de buik waarvan we Jou toen hier ontvingen, o meester! (14) AlsJeblieft, maak een eind aan die moeilijk te benaderen en lastig te verslane vijand van Je die honderden toverformules kent. Dit kan Je bereiken met behulp van verbijsterende magie en zo meer! (15) Je moeder, met haar zoon verdwenen, is van streek als een koe zonder haar kalf. Overweldigd door liefde voor haar kind is ze zielig aan het huilen als een visarend.'

(16) Zich aldus uitlatend droeg Māyāvatī aan de grote ziel Pradyumna de mystieke kennis over genaamd Mahāmāyā ['de grote verbijsterende macht'], die een einde maakt aan alle toverspreuken. (17) Daarop benaderde Hij S'ambara om hem op te roepen tot de strijd. Hij beschimpte hem met ondraaglijke beledigingen en lokte zo een gevecht uit. (18) Beledigd door de harde woorden kwam hij, met ogen rood als koper, zo kwaad als een slang die werd geraakt door een voet, op Hem af met een knots in zijn hand. (19) Hard ronddraaiend met zijn strijdknots wierp hij die naar Pradyumna, de Grote Ziel, daarmee een geluid voortbrengend zo hard als een blikseminslag. (20) Het wapen werd in zijn vlucht door de Opperheer weggeslagen met Zijn knots, o Koning. Kwaad geworden slingerde Hij toen Zijn knots naar de vijand. (21) De demon nam zijn toevlucht tot de daitya magie die hij had geleerd van Maya Dānava, en stortte, zich door de lucht bewegend, een vloed van wapens uit over de zoon van Krishna [vergelijk 3.19: 20]. (22) Geteisterd door de regen van wapens zette de machtige strijder, de zoon van Rukminī, de grote bezweringsformule in die, wortelend in goedheid, alle magie overtreft. (23) De demon zette toen honderden wapens in die behoorden tot Kuvera's schatbewaarders [Guhyaka's], de zangers van de hemel [Gandharva's], de reuzen [Pis'āca's], de hemelslangen [Uraga's] en de menseneters [Rākshasa's], maar de zoon van Krishna haalde ze allen naar beneden. (24) Hij trok Zijn scherp geslepen zwaard en scheidde met één gewelddadige slag S'ambara's hoofd, compleet met helm, oorringen en zijn rode snor, van zijn romp. (25) Terwijl de goden hem vol lof vanuit de hemel bestrooiden met een regen bloemen, werd Hij door Zijn vrouw, die zich door de hemel verplaatste, door de lucht naar de stad [Dvārakā] gebracht. (26) Samen met Zijn vrouw kwam Hij, als een wolk met bliksem, vanuit de hemel aan in de binnenruimten van het weelderige paleis, o Koning, dat werd bevolkt door honderden vrouwen. (27-28) Toen ze Hem zagen, donker als een regenwolk, gekleed in gele zijde, met lange armen, roze oogwit, een aangename glimlach, Zijn charmante voorkomen, Zijn fraai opgesierde lotusgelijke gezicht en Zijn blauwzwarte krullende lokken, gingen de vrouwen, die dachten dat Hij Krishna was, er verlegen vandoor om zich her en der te verbergen. (29) Geleidelijk aan merkten de dames kleine verschillen op in Zijn uiterlijk en benaderden ze verrukt en zeer verrast Hem en [Rati,] dat juweel onder de vrouwen. (30) Toen de zoetgevooisde en donkerogige Rukminī Hem daar zo zag, herinnerde ze zich haar verloren zoon en werden haar borsten nat uit genegenheid.

(31) [Ze dacht:] 'Wie zou dit sieraad onder de mannen wel niet zijn, wiens zoon is Hij, welke lotusogige vrouw heeft Hem in haar schoot gedragen, en daarenboven, wie is deze vrouw die Hij voor Zich won? (32) Als de zoon die ik verloor, weggehaald uit de kinderkamer, nog ergens in leven was, zou Hij van dezelfde leeftijd en verschijning zijn! (33) Hoe kan Hij nu hetzelfde voorkomen hebben, dezelfde gang, leden, stem, glimlach en blik hebben als Hij die de S'ārnga hanteert [Krishna's boog]? (34) Gezien mijn grote genegenheid voor Hem en het trillen in mijn linker arm, moet Hij het zijn - Hij is zonder twijfel het kind dat ik in mijn schoot gedragen heb!'

(35) Terwijl de dochter van de koning van Vidarbha zich dit afvroeg, arriveerde de Heer Geprezen in de Geschriften ter plekke samen met Devakī en Ānakadundubhi. (36) Hoewel de Allerhoogste Heer van de zaak op de hoogte was, hield Hij, Janārdana, Zich stil. Het was Nārada die verslag deed van alles, beginnende met de ontvoering door S'ambara. (37) Toen de vrouwen van Krishna's paleis over dat grote wonder vernamen, juichten ze in extase om Hem te verwelkomen die zo vele jaren verloren was gewaand, als betrof het iemand die uit de dood was opgestaan. (38) Devakī, Vasudeva, Krishna, Balarāma, alsook de vrouwen [van het paleis] en Rukminī, omhelsden het paar en vierden feest. (39) Toen ze vernamen dat Pradyumna, die verloren was gegaan, was teruggekomen, verklaarden de burgers van Dvārakā: 'Ah, de voorzienigheid heeft ons het kind teruggebracht dat we dood waanden!'

(40) Het was niet zo verwonderlijk dat zij, die steeds moesten denken aan de gelijkenis met Zijn Vader, hun meester, in het volle van hun aantrekking zich, als Zijn moeders, terughielden in hun verering van Hem. Als zij dat al voelden toen ze Hem voor ogen hadden als het evenbeeld van de gedaante van de Toevlucht van de Godin van het Fortuin, als de God van de Liefde Cupido in eigen persoon, wat zou dat dan wel niet voor andere vrouwen betekend hebben?'

 

next                      

 
 

 

Derde herziene editie, geladen 6 mei, 2021.

 

 

 

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'Cupido [Kāmadeva], een expansie van Vāsudeva die voorheen door de woede van Rudra werd verbrand, keerde naar Hem terug met de bedoeling opnieuw een lichaam te krijgen [zie ook 3.1: 28 en 8.10: 32-34 en B.G. 10.28].

S'rī S'uka zei: 'Cupido [Kāmadeva], een expansie van Vāsudeva die voorheen door de woede van Rudra werd verbrand, was, teneinde een nieuw lichaam te verkrijgen, naar Hem teruggekeerd [zie ook 3.1: 28 en 8.10: 32-34 en B.G. 10.28]. (Vedabase)

 

Tekst 2

Verwekt uit het zaad van Krishna in de dochter van de koning van Vidarbha [Rukminī], stond Hij aldus bekend als Pradyumna ['de machtige boven alle anderen', zie ook vyūha]. In geen enkel opzicht deed Hij onder voor Zijn Vader.

Hij, uit het zaad van Krishna verwekt in de dochter van de koning van Vidarbha [Rukminī], stond aldus bekend als Pradyumna ['de machtige boven alle anderen', zie ook vyūha] en deed in geen enkel opzicht onder voor Zijn Vader. (Vedabase)

 

Tekst 3

S'ambara ['de goochelaar' zie 7.2: 4-5, 10.36: 36], die iedere gedaante aan kon nemen die hij wilde, ging er vandoor met het kind dat nog geen tien dagen oud was. Hem herkennend als zijn vijand, gooide hij Hem in zee en keerde hij naar huis terug.

S'ambara ['de goochelaar' zie 7.2: 4-5, 10.36: 36], die naar believen gedaanten kon aannemen, ging er vandoor met het kind dat nog geen tien dagen oud was. In de wetenschap dat Hij zijn vijand was, gooide hij Hem in zee en keerde toen naar huis terug. (Vedabase)

 

Tekst 4

Pradyumna werd opgeslokt door een grote vis die, samen met anderen gevangen in een groot net, werd meegenomen door vissers.

Pradyumna werd opgeslokt door een grote vis die tezamen met anderen gevangen in een groot net werd meegenomen door vissers. (Vedabase)

 

Tekst 5

De vissers presenteerden hem aan S'ambara, die het geschenk naar de koks stuurde. Die sneden hem in de keuken open met een mes.

De vissers boden die wonderlijke vis aan S'ambara aan die het geschenk naar de koks stuurde die het in de keuken opengesneden met een mes. (Vedabase)

 

Tekst 6

Het kind dat ze in de buik aantroffen werd aan Māyāvatī gegeven, die versteld stond. Van Nārada vernam ze over de geboorte van het kind en hoe het was beland in de buik van de vis.

Het kind in de buik aangetroffen werd aan Māyāvatī gegeven aan wie, verbijsterd als ze was, Nārada uitleg verschafte over de geboorte van het kind en hoe het was beland in de buik van de vis. (Vedabase),

 

Tekst 7-8

Ze was door S'ambara aangesteld om rijst en groenten klaar te maken, maar in feite was ze Cupido's beroemde vrouw genaamd Rati. Zij [na bij Heer S'iva te hebben gesmeekt en naar S'ambara te zijn gestuurd] wachtte erop dat haar verbrande echtgenoot een nieuw lichaam zou verwerven. Met het inzicht dat het kind Kāmadeva was, ontwikkelde ze genegenheid voor het kind.

Zij, die door S'ambara was aangesteld om rijst en groenten klaar te maken, was in feite Cupido's beroemde vrouw genaamd Rati die [na bij Heer S'iva te hebben gesmeekt naar S'ambara was gestuurd en daar] wachtte tot haar verbrande echtgenoo een nieuw lichaam had verworven. Inziend dat het kind Kāmadeva was ontwikkelde ze genegenheid voor het kind. (Vedabase)

 

Tekst 9

Hij, de zoon van Krishna, groeide spoedig uit tot een jongeling die zeer bekoorlijk was voor de vrouwen die hem zagen.

Niet zo lang daarna vormde Hij, de zoon van Krishna, tot een jongeling uitgegroeid, een grote bekoring voor de vrouwen die hem zagen. (Vedabase)

 

Tekst 10

Beste Koning, Rati benaderde vol van liefde, met een bedeesde glimlach, geheven wenkbrauwen en blikken en gebaren van huwelijkse aantrekking, Hem, haar echtgenoot, die met Zijn lange armen en ogen in de vorm van een lotusblaadje de mooiste was die je in de samenleving kon vinden.

Mijn beste, vol van liefde benaderde zij met een bedeesde glimlach, geheven wenkbrauwen en blikken en gebaren van sexuele aantrekking Hem, haar echtgenoot, de mooiste die er in de samenleving te vinden was met Zijn lange armen en ogen die de vorm hadden van een lotusblaadje. (Vedabase)

 

Tekst 11

De Heer in de gedaante van Zijn eigen zoon zei tot haar: 'O moeder, u stelt zich in uw houding als een vriendin afwijkend op; daarmee overschrijdt u de [normen voor de] gemoedsgesteldheid van moederlijke genegenheid.'

Tot haar zei de Opperheer als Krishna's eigen zoon: 'O moeder in uw houding u afwijkend opstellend als een vriendin, gaat u de gemoedsgesteldheid van de moederlijke genegenheid te buiten.' (Vedabase)

 

Tekst 12

Rati gaf ten antwoord: 'Jij bent de zoon van Nārāyana die van thuis werd weggestolen door S'ambara en ik ben Je wettige echtgenote Rati, o Cupido, mijn meester!

Rati gaf ten antwoord: 'Jij bent de zoon van Nārāyana die van thuis werd weggestolen door S'ambara en ik ben Je wettige echtgenote Rati, o Cupido mijn Meester! (Vedabase)

 

Tekst 13

Nog geen tien dagen oud werd Je door die demon S'ambara in de oceaan geworpen, waar een vis Je verslond uit de buik waarvan we Jou toen hier ontvingen, o meester!

Jij nog geen tien dagen oud werd door hem, die demon S'ambara, in de oceaan geworpen alwaar een vis Je verslond uit de buik waarvan we Jou toen hier zagen verschijnen o meester! (Vedabase)

  

Tekst 14

AlsJeblieft, maak een eind aan die moeilijk te benaderen en lastig te verslane vijand van Je die honderden toverformules kent. Dit kan Je bereiken met behulp van verbijsterende magie en zo meer!

AlsJeblieft, maak een eind aan die moeilijk te benaderen en lastig te verslane vijand van Je die honderden van toverformules kent; dat kan Je lukken met behulp van de begoocheling der magie en zo! (Vedabase)

 

Tekst 15

Je moeder, met haar zoon verdwenen, is van streek als een koe zonder haar kalf. Overweldigd door liefde voor haar kind is ze zielig aan het huilen als een visarend.'

Je arme moeder met haar zoon verdwenen, zielig in tranen als een koe zonder haar kalf, is overweldigd als ze is door liefde voor haar kind aan het huilen als een visarend.' (Vedabase)

 

Tekst 16

Zich aldus uitlatend droeg Māyāvatī aan de grote ziel Pradyumna de mystieke kennis over genaamd Mahāmāyā ['de grote verbijsterende macht'], die een einde maakt aan alle toverspreuken.

Zich aldus uitlatend gaf Māyāvatī die grote ziel Pradyumna de mystieke kennis van Mahāmāyā ['de grote verbijsterende macht'] die een einde maakt aan alle begoochelende bezweringen. (Vedabase)

  

Tekst 17

Daarop benaderde Hij S'ambara om hem op te roepen tot de strijd. Hij beschimpte hem met ondraaglijke beledigingen en lokte zo een gevecht uit.

Toen Hij daarop S'ambara benaderde om te vechten, beschimpte Hij hem met ondraaglijke beledigingen om een gevecht uit te lokken. (Vedabase)

   

Tekst 18

Beledigd door de harde woorden kwam hij, met ogen rood als koper, zo kwaad als een slang die werd geraakt door een voet, op Hem af met een knots in zijn hand.

Hij beledigd door de krasse termen kwam woest met ogen rood als koper, als was hij een slang geraakt door een voet, op Hem af met een knots in zijn hand. (Vedabase)

 

Tekst 19

Hard ronddraaiend met zijn strijdknots wierp hij die naar Pradyumna, de Grote Ziel, daarmee een geluid voortbrengend zo hard als een blikseminslag.

Hard ronddraaiend met zijn strijdknots wierp hij die naar Pradyumna de Grote Ziel, daarmee een geluid voortbrengend zo hard als dat van een blikseminslag. (Vedabase)

 

Tekst 20

Het wapen werd in zijn vlucht door de Opperheer weggeslagen met Zijn knots o Koning. Kwaad geworden slingerde Hij toen Zijn knots naar de vijand.

Die werd in zijn vlucht door de Opperheer met Zijn knots weggeslagen, o Koning, waarop Hij vertoornd Zijn eigen knots naar Zijn vijand slingerde. (Vedabase)

 

Tekst 21

De demon nam zijn toevlucht tot de daitya magie die hij had geleerd van Maya Dānava en stortte, zich door de lucht bewegend, een vloed van wapens uit over de zoon van Krishna [vergelijk 3.19: 20].

Hij, de demon, zijn toevlucht nemend tot de daitya magie die hij had opgestoken van Maya Dānava, liet van boven uit de hemel een stortvloed van wapens neerdalen over de zoon van Krishna [vergelijk: 3.19: 20]. (Vedabase)

  

Tekst 22

Geteisterd door de regen van wapens zette de machtige strijder, de zoon van Rukminī, de grote bezweringsformule in die, wortelend in goedheid, alle magie overtreft.

Geplaagd door de regen van wapentuig wendde de machtige strijder, de zoon van Rukminī, de grote bezweringsformule aan die wortelend in goedheid alle magie te boven gaat. (Vedabase)

  

Tekst 23

De demon zette toen honderden wapens in die behoorden tot Kuvera's schatbewaarders [Guhyaka's], de zangers van de hemel [Gandharva's], de reuzen [Pis'āca's], de hemelslangen [Uraga's] en de menseneters [Rākshasa's], maar de zoon van Krishna haalde ze allen naar beneden.

De demon zette toen honderden van wapens in die behoorden tot Kuvera's schatbewaarders [Guhyaka's], de zangers van de hemel [Gandharva's], de reuzen [Pis'āca's], de hemelslangen [Uraga's] en de menseneters [Rākshasa's], maar de zoon van Krishna haalde ze allen naar beneden. (Vedabase)

  

Tekst 24

Hij trok Zijn scherp geslepen zwaard en scheidde met één gewelddadige slag S'ambara's hoofd, compleet met helm, oorringen en zijn rode snor, van zijn romp.

Zijn scherpgeslepen zwaard trekkend scheidde Hij met een gewelddadige slag S'ambara's hoofd, compleet met zijn helm, oorringen en rode snor, van zijn romp. (Vedabase)

 

Tekst 25

Terwijl de goden hem vol lof vanuit de hemel bestrooiden met een regen bloemen, werd Hij door Zijn vrouw, die zich door de hemel verplaatste, door de lucht naar de stad [Dvārakā] gebracht.

Door de goden vol lof van boven bestrooid met een regen aan bloemen, werd Hij door Zijn vrouw reizend door de lucht naar de stad [Dvārakā] gebracht. (Vedabase)

 

 Tekst 26

Samen met Zijn vrouw kwam Hij, als een wolk met bliksem, vanuit de hemel aan in de binnenruimten van het weelderige paleis, o Koning, dat werd bevolkt door honderden vrouwen.

De binnenruimten van het paleis zo zeer verfijnd, o Koning, en bevolkt met vele honderden vrouwen betrad Hij met Zijn vrouw vanuit de lucht aankomend als een wolk samen met de bliksem. (Vedabase)


Tekst 27-28

Toen ze Hem zagen, donker als een regenwolk, gekleed in gele zijde, met lange armen, roze oogwit, een aangename glimlach, Zijn charmante voorkomen, Zijn fraai opgesierde lotusgelijke gezicht en Zijn blauwzwarte krullende lokken, gingen de vrouwen, die dachten dat Hij Krishna was, er verlegen vandoor om zich her en der te verbergen.

Hem ziend, donker als een regenwolk, gekleed in gele zijde, met lange armen, roze oogwit, een aangename glimlach, Zijn charmante voorkomen; Zijn fraai opgesierde lotusgelijke gezicht en de blauwzwarte krullende lokken, raakten de vrouwen, Hem voor Krishna houdend, bedeesd en gingen ze er vandoor om zich her en der te verbergen. (Vedabase)

 

Tekst 29

Geleidelijk aan merkten de dames kleine verschillen op in Zijn uiterlijk en benaderden ze verrukt en zeer verrast Hem en [Rati,] dat juweel onder de vrouwen.

Geleidelijk aan bemerkten de dames kleine verschillen in Zijn uiterlijk en kwamen ze verrukt en verrast af op Hem en [Rati,] dat juweel onder de vrouwen. (Vedabase)

Tekst 30

Toen de zoetgevooisde en donkerogige Rukminī Hem daar zo zag, herinnerde ze zich haar verloren zoon en werden haar borsten nat uit genegenheid.

De borsten van de zoetgevooisde en donkerogige Rukminī, zich haar verloren zoon herinnerend, vloeiden toen ter plekke van de genegenheid. (Vedabase)

 

Tekst 31

[Ze dacht:] 'Wie zou dit sieraad onder de mannen wel niet zijn, wiens zoon is Hij, welke lotusogige vrouw heeft Hem in haar schoot gedragen, en daarenboven, wie is deze vrouw die Hij voor Zich won?

[Zij dacht:] 'Wie zou dit sieraad onder de mannen wel niet zijn, wiens zoon is Hij en welke lotusogige vrouw heeft Hem in haar schoot gedragen, en daarenboven, wie is deze vrouw die Hij voor Zich won? (Vedabase)

 

 Tekst 32

Als de zoon die ik verloor, weggehaald uit de kinderkamer, nog ergens in leven was, zou Hij van dezelfde leeftijd en verschijning zijn!

Als mijn zoon verdwenen uit de kinderkamer nog ergens in leven zou zijn, zou Hij van dezelfde leeftijd en verschijning zijn! (Vedabase)

 

Tekst 33

Hoe kan Hij nu hetzelfde voorkomen hebben, dezelfde gang, leden, stem, glimlach en blik hebben als Hij die de S'ārnga hanteert [Krishna's boog]?

Hoe kan Hij van hetzelfde voorkomen zijn, van dezelfde gang, leden, stem, glimlach en blik als die van Hem die S'ārnga hanteert [Krishna's boog]? (Vedabase)

 

Tekst 34

Gezien mijn grote genegenheid voor Hem en het trillen in mijn linker arm, moet Hij het zijn - Hij is zonder twijfel het kind dat ik in mijn schoot gedragen heb!'

Gezien mijn grote genegenheid voor Hem en gelet op het trillen in mijn linker arm, is Hij zonder twijfel - Hij moet het zijn - het kind dat ik in mijn schoot gedragen heb!'  (Vedabase)

 

Tekst 35

Terwijl de dochter van de koning van Vidarbha zich dit afvroeg, arriveerde de Heer Geprezen in de Geschriften ter plekke samen met Devakī en Ānakadundubhi.

Terwijl de dochter van de koning van Vidarbha zich dit zo afvroeg arriveerde de Heer Geprezen in de Geschriften aldaar tezamen met Devakī en Ānakadundhubi. (Vedabase)

  

Tekst 36

Hoewel de Allerhoogste Heer van de zaak op de hoogte was, hield Hij, Janārdana, Zich stil. Het was Nārada die verslag deed van alles, beginnende met de ontvoering door S'ambara.

Alhoewel de Allerhoogste Heer van de zaak op de hoogte was hield Hij, Janārdana, zich stil; het was Nārada die verslag deed van alles, beginnende met de ontvoering door S'ambara. (Vedabase)

 

Tekst 37

Toen de vrouwen van Krishna's paleis over dat grote wonder vernamen, juichten ze in extase om Hem te verwelkomen die zo vele jaren verloren was gewaand, als betrof het iemand die uit de dood was opgestaan.

De vrouwen van Krishna's paleis die over dat grote wonder vernamen juichten toen in extase om Hem te verwelkomen die zo vele jaren verloren was gewaand als betrof het iemand die uit de dood was opgestaan.  (Vedabase)

 

Tekst 38

Devakī, Vasudeva, Krishna, Balarāma, alsook de vrouwen [van het paleis] en Rukminī, omhelsden het paar en vierden feest.

Devakī, Vasudeva, Krishna, Balarāma alsook de vrouwen en Rukminī omhelsden het paar en vierden feest   (Vedabase)

 

Tekst 39

Toen ze vernamen dat Pradyumna, die verloren was gegaan, was teruggekomen, verklaarden de burgers van Dvārakā: 'Ah, de voorzienigheid heeft ons het kind teruggebracht dat we dood waanden!'

De inwoners van Dvārakā verklaarden toen ze vernamen dat Pradyumna die verloren was gegaan teruggekomen: 'O Voorzienigheid, het kind dat we dood waanden is werkelijk teruggekeerd!' (Vedabase)

 

Tekst 40

Het was niet zo verwonderlijk dat zij, die steeds moesten denken aan de gelijkenis met Zijn Vader, hun meester, in het volle van hun aantrekking zich, als Zijn moeders, terughielden in hun verering van Hem. Als zij dat al voelden toen ze Hem voor ogen hadden als het evenbeeld van de gedaante van de Toevlucht van de Godin van het Fortuin, als de God van de Liefde Cupido in eigen persoon, wat zou dat dan wel niet voor andere vrouwen betekend hebben?'

Het was helemaal niet zo verwonderlijk dat zij, die constant moesten denken aan de gelijkenis met Zijn Vader hun meester, als Zijn moeders in het volle van hun aantrekking terugdeinsden uit respect voor Hem. Als Hij hen al voor ogen stond als het evenbeeld van de Toevlucht van de Godin van het Fortuin Zijn Gedaante, als Cupido de God van de Liefde in eigen persoon, wat zou men dan kunnen verwachten van andere vrouwen?' (Vedabase)

 

 

 

 

 

 

  Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De eerste afbeelding is getiteld: 'The Presentation of the Fish to Sambara',
Folio from a Bhagavata Purana (Ancient Stories of the Lord), Nepal, Himalayas 1775-1800".
Ter beschikking gesteld door
LACMA.
De tweede afbeelding is getiteld: "Dvaraka" ca. 1600, Mughal dynasty, Reign of Emperor Akbar.
Bron:
Smithsonian institute - Freer Sackler Gallery.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties