regelbalk



 

Canto 8

Gaurânga Karunâ Koro

 

 

Hoofdstuk 22: Bali Mahârâja Geeft Zich Geheel Over

(1) S'rî S'uka zei: 'Bali, de Asurakoning die aldus met de Allerhoogste Heer in de problemen was beland o Koning, was ondanks zijn benarde positie een onverstoorde ziel die positief antwoord gaf met de volgende woorden. (2) S'rî Bali zei: 'Als, o Heer Geprezen in de Verzen, Uwe Goedheid van mening bent dat hetgeen ik beloofde onwaar bleek te zijn, o Grootste van de Goden, laat me dan, om recht te doen in deze aangelegenheid en om niet in bedrog te zijn vervallen, U mijn hoofd bieden om de derde stap van Uw lotusvoeten op te plaatsen. (3) Voor een verblijf in de hel, een val uit mijn positie of voor het in boeien geslagen zijn, voor moeilijk te verdragen leed, voor een tekort aan middelen of te worden bestraft door U, ben ik niet zo bang als van mijn eer beroofd te worden [vergelijk B.G. 2: 34 en 6.17: 28]. (4) Ik beschouw een straf uitgedeeld door U, de aanbiddelijke Heer, als de meest verheven vorm voor de mens, als iets dat je moeder, je vader, je broeder of je vrienden je niet kunnen bieden [zie 10.14: 8]. (5) U bent van ons, Asura's, de ongeziene allerhoogste goeroe die ons de visie schonk waaraan het velen van ons ontbrak in onze blinde materialistische arrogantie. (6-7) Velen van hen die, van een andere leerschool, zich op U fixeerden in een niet aflatende vijandigheid, bereikten de volmaaktheid, een perfectie die, zoals men weet, gelijk staat aan die van de yogi's. Hoewel ik werd bestraft door Uwe genade die zo vol van wonderen bent, schaam ik me er daarom niet voor - en heb ik er ook niet echt onder te lijden - te zijn vastgebonden met de touwen van Varuna. (8) Mijn grootvader [Prahlâda] die Uw toegewijden waarderen, wordt overal geroemd als een heilige, als iemand die U, de Allerhoogste, [als zijn toevlucht] had toen hij al de kwalijke zaken te verduren kreeg van zijn vader die Uw vijand was [zie 7.5]. (9) Wat heb je aan dit lichaam dat je uiteindelijk in de steek laat? Wat voor nut hebben al die profiteurs die, doorgaand voor verwanten, er vandoor gaan met de erfenis? Wat heeft men aan een echtgenote die je alleen maar verder de materie in trekt? En wat heeft het voor iemand die zeker is van zijn dood voor een zin zijn leven te verspillen met huiselijke gehechtheden [zie ook 5.5: 8 en B.G. 18: 66]? (10) Mijn grootvader, de grote toegewijde die in zijn diepe wijsheid beducht was voor wereldse omgang, was vrij van angst in zijn overgave aan de onwankelbare toevlucht van Uw lotusvoeten, o Heer, o Beste van de Besten, ook al maakte U een einde aan zijn eigen soort. (11) Ik, die bij lotsbeschikking werd ingerekend en met geweld werd beroofd van al mijn weelde, ben nu [tot mijn geluk] ook onder de hoede gebracht van U, de vijand van onze familie. Het feit dat weelde een tijdelijk iets is en dat aan het leven ieder moment een einde kan komen is iets waar een enggeestig iemand niet over nadenkt [zie 7.5: 30].'

(12) S'rî S'uka zei: 'Toen Bali aldus zijn positie besprak, manifesteerde Prahlâda, de lieveling van de Heer [zie 7.9], zichzelf ter plaatse, o beste van de Kuru's, als de maan opkomend aan de hemel. (13) Indrasena [Bali] zag zijn grootvader, de meest geliefde, daar aanwezig in zijn volle glorie: met ogen zo groot als lotusblaadjes, prachtig gebouwd, gekleed in saffraan en met een huid zo donker als oogzwart en met lange armen. (14) Gebonden met de touwen van Varuna kon hij hem niet als voorheen het verschuldigde respect betonen en dus bood hij, in verlegenheid met zijn gezicht naar beneden gekeerd, hem zijn eerbetuigingen met tranen in de ogen. (15) Zo gauw de grote toegewijde de Allerhoogste Meester, de Heer, zag, daar zittend aanbeden door volgelingen als Sunanda, benaderde hij Hem met gebogen hoofd en bewees hij Hem vervolgens, tot tranen bewogen in zijn vreugde, de eer door zich languit voorover op de grond te werpen. (16) S'rî Prahlâda zei: 'Uwe heerlijkheid die Bali deze zo heel hoge positie van Indra toekende, heeft dat vandaag allemaal weer teruggenomen en dat beschouw ik als iets zeer moois.  U hebt, met het hem ontzeggen van zijn weelde, hem een grote dienst bewezen aangezien het dat was wat zijn zelfverwerkelijking in de weg stond. (17) Wie kan nu goed het doel van zijn ziel herkennen als zelfs een geschoold, zelfbeheerst iemand verbijsterd raakt door de weelde? Ik biedt U Nârâyana, de Heer van het Universum, de alomtegenwoordige stille getuige, mijn eerbetuigingen.'

(18) S'rî S'uka zei: 'O Koning, toen richtte de machtige Hiranyagarbha [Brahmâ] zich tot Madhusûdana [de Heer] en wel zo dat Prahlâda, die daar met gevouwen handen stond, het kon horen. (19) Bali's kuise vrouw, die zag dat haar echtgenoot in de boeien was geslagen, o Koning, [op dat moment] echter bood door angst bevangen met gevouwen handen Upendra [Heer Vâmana] haar eerbetuigingen en richtte zich tot Hem met haar gezicht naar beneden gewend. (20) S'rî Vindhyâvali [zijn vrouw] zei: 'U hebt dit drievoudige universum geschapen terwille van Uw spel en vermaak. U bent er de eigenaar van, maar nu rekenen dwazen en anderen, o Heer, onwetend zichzelf opdringend het eigenaarschap toe. Wat hebben deze schaamteloze lieden U nu te bieden, U de Allerhoogste Schepper, Meester en Vernietiger [vergelijk B.G. 16: 13-15 en 18: 61]?' 

(21) Heer Brahmâ zei: 'O Goedheid van Alle Levende Wezens, o Heer van een Ieder, o God van de Goden, o Allesdoordringende, stel nu alstUblieft deze persoon op vrije voeten die alles kwijt is geraakt. Iemand als hij verdient het niet te worden bestraft. (22) Hij gaf U al het land en al de werelden. Met grote vastbeslotenheid heeft hij alles wat hij ook maar bereikte in zijn vroomheid, met een intelligentie vrij van twijfel U aangeboden; alles wat hij bezat, zelfs zijn lichaam. (23) Met een oprechte geest offerde hij aan Uw voeten water, grassen en bloemknoppen. Hoe kan een dergelijke aanbidder, ondanks zijn zo verheven offerandes, ondanks zijn aanbidding, met het U zo genereus bieden van de drie werelden, de pijn verdienen die hem bezorgd werd? Niet dubbelhartig als hij is verdient hij de hoogste bestemming [B.G. 9: 26]!' 

(24) De Allerhoogste Heer zei: 'O Brahmâ, het is Mijn genade om hem zijn rijkdom af te pakken die zich daardoor laat leiden, want  iemand die onder de invloed van de weelde verkeert is er trots op en kijkt neer op de hele wereld! (25) Als het levende wezen zich, afhankelijk vanwege zijn karma, van geboorte tot geboorte beweegt door verschillende levensvormen, verlangt het ernaar de menselijke levensvorm te bereiken [zie ook B.G. 13: 22]. (26) Men moet het [ook] als Mijn genade beschouwen als iemand, vanwege zijn [menselijke] geboorte, handelingen, leeftijd, lichamelijkheid, opvoeding, succes, welvaart en andere vormen van weelde,  niet verhard is in deze trots. (27) Zaken als een hoge geboorte en dergelijke, die de oorzaak vormen van arrogantie en verbijstering, vormen tezamen [voor een normaal iemand] hindernissen voor het bereiken van volledige zaligheid, maar nee, Mijn toegewijde raakt niet door hen verstoord [zie ook 4.8-12]. (28) Bali, deze hoogste en beroemdste toegewijde van de Dânava's en de Daitya's, overwon reeds de onoverkomelijke begoocheling van de materie. Ondanks dat hij zijn weelde verloor, raakte hij niet uit het veld geslagen. (29-30) Met al zijn rijkdom kwijt, ten val gekomen uit zijn verheven positie, door het slijk gehaald en ingerekend door zijn vijanden, in de steek gelaten door zijn familie en verwanten, allerlei moeilijkheden doorstaan hebbend en terecht gewezen en vervloekt door zijn goeroe, heeft hij, vasthoudend aan zijn gelofte, zijn waarachtigheid niet opgegeven, is hij het dharma trouw gebleven waar Ik het zo bedrieglijk terwille van de gift over had. Zich aan zijn woord houdend wist deze man van geen wijken. (31) Door Mij heeft hij een positie verworven die zelfs voor de onsterfelijken moeilijk te verwerven is; in de tijd van Sâvarni Manu [zie 8.13: 10-11] zal hij de Indra worden die Mijn volledige steun en bescherming geniet. (32) Tot dan kan hij in alle vrijheid leven in Sutala [zie 5.24: 18], de plaats ontworpen door [de architect van de hemel] Vis'vakarmâ, waar het voor de bewoners, dankzij Mijn toezicht, onmogelijk is gemaakt dat men psychisch of fysiek gebukt gaat onder verveling, uitputting of verslagenheid. (33) O Indrasena, o Mahârâja, ga nu alstublieft, o heerser. Moge er in Sutala, de plaats zo begeerlijk voor zelfs de hemelbewoners, voor u, omringd door de uwen, al het goedgunstige zijn. (34) Geen van de grootheden in de werelden zullen ertoe in staat zijn u daar de loef af te steken, om nog maar te zwijgen van de gewone man, daar Ik er, met mijn cakra, persoonlijk voor zal zorgen dat al de Daitya's die tegen uw heerschappij ingaan, het af zullen leggen. (35) Ik zal u, uw metgezellen en uw eigendom beschermen en Ik zal u in ieder opzicht steeds ter zijde staan, o grote held. U zal in staat zijn Mij daar te aanschouwen! (36) Door acht te slaan op Mijn uitnemendheid zal aldaar de dwaasheid, van het in contact staan met de Asuramentaliteit van de Daitya's en de Dânava's, terstond verdwijnen.'
 

 

next

 
Derde herziene editie, geladen 17 september 2019.

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî S'uka zei: 'Bali, de Asurakoning die aldus met de Allerhoogste Heer in de problemen was beland o Koning, was ondanks zijn benarde positie een onverstoorde ziel die positief antwoord gaf met de volgende woorden.
S'rî S'uka zei: 'Aldus met de Allerhoogste Heer in de problemen beland, o Koning, was Bali, de asura koning ondanks zijn benarde positie een onverstoorde ziel die positief een antwoord gaf met de volgende woorden. (Vedabase)

 

Tekst 2

S'rî Bali zei:  'Als, o Heer Geprezen in de Verzen, Uwe Goedheid van mening bent dat hetgeen ik beloofde onwaar bleek te zijn, o Grootste van de Goden, laat me dan, om recht te doen in deze aangelegenheid en om niet in bedrog te zijn vervallen, U mijn hoofd bieden om de derde stap van Uw lotusvoeten op te plaatsen.

S'rî Bali zei: 'Indien, o Heer Geprezen, U vanuit Uw goede zelf denkt dat de woorden van mijn belofte onwaarachtig bleken, o Grootste der Goden, laat U me dan, om waar te zijn in deze aangelegenheid en om niet in bedrog te zijn vervallen, mijn hoofd bieden waarop U de derde stap van Uw lotusvoeten kunt plaatsen. (Vedabase)

 

Tekst 3

Voor een verblijf in de hel, een val uit mijn positie of voor het in boeien geslagen zijn, voor moeilijk te verdragen leed, voor een tekort aan middelen of te worden bestraft door U, ben ik niet zo bang als van mijn eer beroofd te worden [vergelijk B.G. 2: 34 en 6.17: 28]. 

Ik ben er niet zo bang voor in de hel te verblijven of in de boeien geslagen te zijn, voor moeilijk te verdragen leed en zeker ook niet voor een tekort aan middelen zoveel als ik vrees ben gaan koesteren voor de straf der ontluistering die ik nu van Uwe heerlijkheid te verduren krijg [vergelijk B.G. 2: 34 en 6.17: 28]. (Vedabase)

 

Tekst 4

Ik beschouw een straf uitgedeeld door U, de aanbiddelijke Heer, als de meest verheven vorm voor de mens, als iets dat je moeder, je vader, je broeder of je vrienden je niet kunnen bieden [zie 10.14: 8].

Ik beschouw het als het beste wat een mens kan overkomen te worden bestraft door de aanbiddelijke Heer, het is werkelijk iets dat iemands moeder, vader, broeder of vrienden niet te bieden hebben [zie 10.14: 8]. (Vedabase)

 

Tekst 5

U bent van ons, Asura's, de ongeziene allerhoogste goeroe die ons de visie schonk waaraan het velen van ons ontbrak in onze blinde materialistische arrogantie.

U bent waarlijk, van de Asura's die wij zijn, indirect de allerhoogste goeroe daar U, het valse prestige vernietigend van de velen van ons die verblind zijn door materiële gemakken, de visie schonk. (Vedabase)

  

Tekst 6-7

Velen van hen die, van een andere leerschool, zich op U fixeerden in een niet aflatende vijandigheid, bereikten de volmaaktheid, een perfectie die, zoals men weet, gelijk staat aan die van de yogi's. Hoewel ik werd bestraft door Uwe genade die zo vol van wonderen bent, schaam ik me er daarom niet voor - en heb ik er ook niet echt onder te lijden - te zijn vastgebonden met de touwen van Varuna.

Velen van hen die buiten de wijsheid om hun intelligentie vestigden op U middels een niet aflatende vijandelijkheid, bereikten de volmaaktheid welke, zo men weet, gelijk staat aan die van de yogi's. Daarom schaam ik, hoewel ik door Uwe Heerlijkheid zo vol van wonderen werd bestraft, me er niet voor of heb ik er veel onder te lijden aldus gebonden te zijn met de touwen van Varuna. (Vedabase)

 

Tekst 8

Mijn grootvader [Prahlâda] die Uw toegewijden waarderen, wordt overal geroemd als een heilige, als iemand die U, de Allerhoogste, [als zijn toevlucht] had toen hij al de kwalijke zaken te verduren kreeg van zijn vader die Uw vijand was [zie 7.5].

Mijn grootvader [Prahlâda] zoals op prijs gesteld door Uw toegewijden wordt overal geroemd als een heilige voor het feit dat hij U als de Allerhoogste Toevlucht had toen hij al de kwalijke dingen te verduren kreeg waar zijn vader mee aan kwam zetten in het eenvoudigweg tegen U ingaan [zie 7.5]. (Vedabase)

 

Tekst 9

Wat heb je aan dit lichaam dat je uiteindelijk in de steek laat? Wat voor nut hebben al die profiteurs die, doorgaand voor verwanten, er vandoor gaan met de erfenis? Wat heeft men aan een echtgenote die je alleen maar verder de materie in trekt? En wat heeft het voor iemand die zeker is van zijn dood voor een zin zijn leven te verspillen met huiselijke gehechtheden [zie ook 5.5: 8 en B.G. 18: 66]?

Wat moet men met dit lichaam dat het ten leste op zal geven, wat moet men met al die profiteurs die doorgaand voor verwanten er vandoor gaan met de erfenis, wat heeft men aan een echtgenote die je alleen maar verder de materie in trekt en wat heeft het voor een persoon die zeker is van zijn dood voor een nut zijn leven te verspillen met huiselijke gehechtheden [zie ook 5.5: 8 en B.G. 18: 66]? (Vedabase)


Tekst 10

Mijn grootvader, de grote toegewijde die in zijn diepe wijsheid beducht was voor wereldse omgang, was vrij van angst in zijn overgave aan de onwankelbare toevlucht van Uw lotusvoeten, o Heer, o Beste van de Besten, ook al maakte U een einde aan zijn eigen soort.

Zoals gezegd was hij, mijn grootvader de grote toegewijde zo wijs in zijn dienstbaarheid, beducht als hij was voor de mensen [om hem heen], werkelijk foutloos bezig in zijn vastbeslotenheid om met al de vrees die hij had zich over te geven aan de onwankelbare toevlucht van de lotusvoeten van U o Heer, o Beste der Besten die een einde heeft gemaakt aan al het demonische van ons. (Vedabase)

 

Tekst 11

Ik, die bij lotsbeschikking werd ingerekend en met geweld werd beroofd van al mijn weelde, ben nu [tot mijn geluk] ook onder de hoede gebracht van U, de vijand van onze familie. Het feit dat weelde een tijdelijk iets is en dat aan het leven ieder moment een einde kan komen is iets waar een enggeestig iemand niet over nadenkt [zie 7.5: 30].' 

Derhalve zoek ik bij U mijn toevlucht, ik die eveneens vijandig zijnde met de ziel door het lot met geweld werd ingerekend en verstoken raakte van al de weelde. Het tijdelijke van het materiële comfort dat iemand voor de duur van zijn leven confronteert met zijn eindigheid en de dood [zie 7.5: 30] is iets wat de enggeestige persoon niet bevatten kan.' (Vedabase)


Tekst 12

S'rî S'uka zei: 'Toen Bali aldus zijn positie besprak, manifesteerde Prahlâda, de lieveling van de Heer [zie 7.9], zichzelf ter plaatse, o beste van de Kuru's, als de maan opkomend aan de hemel.

S'rî S'uka zei: 'Toen hij aldus zijn positie besprak, manifesteerde Prahlâda, de lieveling van de Heer [zie 7.9], zichzelf aldaar o beste van de Kuru's, precies zoals de maan dat doet als die opkomt aan de hemel. (Vedabase)

 

Tekst 13

Indrasena [Bali] zag zijn grootvader, de meest geliefde, daar aanwezig in zijn volle glorie: met ogen zo groot als lotusblaadjes, prachtig gebouwd, gekleed in saffraan en met een huid zo donker als oogzwart en met lange armen.

Daar zag hij, de speer van Indra, zijn grootvader, de beste van al de goedgunstigen, aanwezig in zijn volle glorie: met ogen zo wijd als lotusblaadjes, prachtig gebouwd, gekleed in saffraan, met de pracht van een donkere huid en lange armen. (Vedabase)

 

Tekst 14

Gebonden met de touwen van Varuna kon hij hem niet als voorheen het verschuldigde respect betonen en dus bood hij, in verlegenheid met zijn gezicht naar beneden gekeerd, hem zijn eerbetuigingen met tranen in de ogen.

Gebonden in de touwen van Varuna kon hij hem niet als voorheen het verschuldigde respect betonen en dus bood hij Hem met ogen vol tranen, in verlegenheid met zijn gezicht naar beneden gekeerd, zijn eerbetuigingen. (Vedabase)

Tekst 15

Zo gauw de grote toegewijde de Allerhoogste Meester, de Heer, zag, daar zittend aanbeden door volgelingen als Sunanda, benaderde hij Hem met gebogen hoofd en bewees hij Hem vervolgens, tot tranen bewogen in zijn vreugde, de eer door zich languit voorover op de grond te werpen.

Toen hij, de grote toegewijde, de Grote Meester ontwaarde, de Heer, daar zittend met volgelingen als Sunanda in aanbidding, benaderde hij Hem met gebogen hoofd en bewees hij Hem, tot vreugdetranen bewogen, zo met zijn hoofd de eer. (Vedabase)


Tekst 16

S'rî Prahlâda zei: 'Uwe heerlijkheid die Bali deze zo heel hoge positie van Indra toekende, heeft dat vandaag allemaal weer teruggenomen en dat beschouw ik als iets zeer moois. U hebt, met het hem ontzeggen van zijn weelde, hem een grote dienst bewezen aangezien het dat was wat zijn zelfverwerkelijking in de weg stond.

S'rî Prahlâda zei: 'Uwe heerlijkheid die deze zo heel hoge positie van Indra vergunde heeft die vandaag weer terug genomen, hetgeen ik als iets zeer moois beschouw. U hebt hem, met het hem ontzeggen van zijn weelde, een grote dienst bewezen aangezien het dat was wat zijn zelfverwerkelijking in de weg stond. (Vedabase)

 

Tekst 17

Wie kan nu goed het doel van zijn ziel herkennen als zelfs een geschoold, zelfbeheerst iemand verbijsterd raakt door de weelde? Ik biedt U Nârâyana, de Heer van het Universum, de alomtegenwoordige stille getuige, mijn eerbetuigingen.'

Het is waarlijk zelfs de meest geleerde en zelfbeheerste die zijn verstand met de weelde verliest in zijn zoeken naar het doel van het leven; ik ben U mijn respect verschuldigd, U de Beheerser van het Universum, Heer Narâyâna, Hij die waarlijk allen overschouwt.' (Vedabase)


Tekst 18

S'rî S'uka zei: 'O Koning, toen richtte de machtige Hiranyagarbha [Brahmâ] zich tot Madhusûdana [de Heer] en wel zo dat Prahlâda, die daar met gevouwen handen stond, het kon horen. 

S'rî S'uka zei: 'Zodat Prahlâda, die daar met gevouwen handen stond, het kon horen, o Koning, sprak de Meest Machtige van het Goud van Binnen [Brahmâ] tot Hem die Madhu versloeg [de Heer]. (Vedabase)

 

Tekst 19

Bali's kuise vrouw, die zag dat haar echtgenoot in de boeien was geslagen, o Koning, [op dat moment] echter bood door angst bevangen met gevouwen handen Upendra [Heer Vâmana] haar eerbetuigingen en richtte zich tot Hem met haar gezicht naar beneden gewend

Bali's kuise vrouw [echter] die haar echtgenoot in de boeien geslagen zag, bood door de angst zwaar van streek met gevouwen handen voor Upendra [Heer Vâmana] haar eerbetuigingen en richtte zich tot Hem, o Koning, met haar gezicht naar beneden. (Vedabase)

 

Tekst 20

S'rî Vindhyâvali [zijn vrouw] zei: 'U hebt dit drievoudige universum geschapen terwille van Uw spel en vermaak. U bent er de eigenaar van, maar nu rekenen dwazen en anderen, o Heer, onwetend zichzelf opdringend het eigenaarschap toe. Wat hebben deze schaamteloze lieden U nu te bieden, U de Allerhoogste Schepper, Meester en Vernietiger [vergelijk B.G. 16: 13-15 en 18: 61]?' 

S'rî Vindhyâvali zei: 'Voor het heil van Uw spel en vermaak hebt U dit drievoudige universum geschapen, U bent de eigenaar maar de kwaadwilligen en anderen, o Beheerser, hebben onwetend zichzelf opleggend zich het eigenaarschap toegerekend; wat kunnen zij, de schaamtelozen, U nu bieden, U de Allerhoogste Schepper, Meester en Vernietiger [vergelijk B.G. 16: 13-15 en 18: 61]?' (Vedabase)

 

Tekst 21

Heer Brahmâ zei: 'O Goedheid van Alle Levende Wezens, o Heer van een Ieder, o God van de Goden, o Allesdoordringende, stel nu alstUblieft deze persoon op vrije voeten die alles kwijt is geraakt. Iemand als hij verdient het niet te worden bestraft. 

Heer Brahmâ zei: 'O Goedheid Aller levende Wezens, o Beheerser van een Ieder, o God der Goden, o Allesdoorvarende, stel nu alstUblieft deze persoon op vrije voeten die het zonder alles moet stellen - iemand als hij verdient het niet te worden gestraft. (Vedabase)

 

Tekst 22

Hij gaf U al het land en al de werelden. Met grote vastbeslotenheid heeft hij alles wat hij ook maar bereikte in zijn vroomheid, met een intelligentie vrij van twijfel U aangeboden; alles wat hij bezat, zelfs zijn lichaam.

Hij gaf U al het land terug, al de werelden - met grote vastbeslotenheid is zonder te wijfelen wat hij ook maar bereikte met zijn vroomheid allemaal aan U geofferd: alles wat hij bezit, zelfs zijn lichaam. (Vedabase)

 

Tekst 23

Met een oprechte geest offerde hij aan Uw voeten water, grassen en bloemknoppen. Hoe kan een dergelijke aanbidder, ondanks zijn zo verheven offerandes, ondanks zijn aanbidding, met het U zo genereus bieden van de drie werelden, de pijn verdienen die hem bezorgd werd? Niet dubbelhartig als hij is verdient hij de hoogste bestemming [B.G. 9: 26]!' 

Aan Uw voeten met een oprechte geest offerde hij water, grassen en bloemknoppen. Hoe kan een dergelijke aanbidder ondanks zijn zo verheven offerandes, ondanks zijn aanbidding, U de drie werelden biedend, de pijn die werd bezorgd nu verdienen; niet dubbelhartig als hij is verdient hij de hoogste bestemming [B.G. 9: 26]!' (Vedabase)

 

Tekst 24

De Allerhoogste Heer zei: 'O Brahmâ, het is Mijn genade om hem zijn rijkdom af te pakken die zich daardoor laat leiden, want iemand die onder de invloed van de weelde verkeert is er trots op en kijkt neer op de hele wereld!

De Allerhoogste Heer zei: 'O Brahmâ, Ik betoon hem Mijn genade en ontneem hem de rijkdom die van vals prestige is, want zo een afgestompt iemand heeft minachting voor de hele wereld! (Vedabase)

 

Tekst 25

Als het levende wezen zich, afhankelijk vanwege zijn karma, van geboorte tot geboorte beweegt door verschillende levensvormen, verlangt het ernaar de menselijke levensvorm te bereiken [zie ook B.G. 13: 22].

Het levende wezen dat niet onafhankelijk is vanwege het karma en in verschillende levensvormen is gevangen in de materiële wereld, verlangt naar de hoge bestemming van het mens-zijn [zie ook B.G. 13: 22]. (Vedabase)


Tekst 26

Men moet het [ook] als Mijn genade beschouwen als iemand, vanwege zijn [menselijke] geboorte, handelingen, leeftijd, lichamelijkheid, opvoeding, succes, welvaart en andere vormen van weelde,  niet verhard is in deze trots.

Hij die met zijn geboorte, handelingen, leeftijd, lichamelijkheid, opvoeding, succes, welvaart en andere vormen van weelde niet verhard is [niet arrogant werd], moet in die hoedanigheid worden beschouwd als zijnde begunstigd door Mij. (Vedabase)


Tekst 27

Zaken als een hoge geboorte en dergelijke die de oorzaak vormen van arrogantie en verbijstering, vormen tezamen [voor een normaal iemand] hindernissen voor het bereiken van volledige zaligheid, maar nee, Mijn toegewijde raakt niet door hen verstoord [zie ook 4.8-12].

Zaken als een hoge geboorte vormen de oorzaak van arrogantie en verbijstering; tezamen vormen ze voor het allerhoogste profijt van het leven hinderpalen, hinderpalen waar Mijn toegewijde niet het spoor door bijster raakt [zie ook 4.8-12].  (Vedabase)

 

Tekst 28

Bali, deze hoogste en beroemdste toegewijde van de Dânava's en de Daitya's, overwon reeds de onoverkomelijke begoocheling van de materie. Ondanks dat hij zijn weelde verloor, raakte hij niet uit het veld geslagen.

Deze Bali, de meest toegewijde en beroemde onder de Dânava's en de Daitya's, heeft reeds de onoverkomelijke materiële energie overwonnen; ondanks dat hij zijn weelde verloor is hij niet verdwaasd. (Vedabase)

 

Tekst 29-30

Met al zijn rijkdom kwijt, ten val gekomen uit zijn verheven positie, door het slijk gehaald en ingerekend door zijn vijanden, in de steek gelaten door zijn familie en verwanten, allerlei moeilijkheden doorstaan hebbend en terecht gewezen en vervloekt door zijn goeroe, heeft hij, vasthoudend aan zijn gelofte, zijn waarachtigheid niet opgegeven, is hij het dharma trouw gebleven waar Ik het zo bedrieglijk terwille van de gift over had. Zich aan zijn woord houdend wist deze man van geen wijken.

Zonder alle rijkdom, neergevallen uit zijn verheven positie, door het slijk gehaald en ingerekend door zijn vijanden, in de steek gelaten door zijn familie en verwanten, alle mogelijke soorten van moeilijkheden doorstaan hebbend, terecht gewezen en vervloekt door zijn goeroe, heeft hij, vasthoudend aan zijn gelofte, het niet opgegeven met het waarachtige, het dharma waar Ik het zo misleidend terwille van de gift over had; zijn woord getrouw wist deze hier van geen wijken. (Vedabase)

  

Tekst 31

Door Mij heeft hij een positie verworven die zelfs voor de onsterfelijken moeilijk te verwerven is; in de tijd van Sâvarni Manu [zie 8.13: 10-11] zal hij de Indra worden die Mijn volledige steun en bescherming geniet.

Door Mij heeft hij een plaats bereikt die zelfs voor de halfgoden moeilijk te verkrijgen is; in de tijd van Sâvarni Manu [zie 8.13: 10-11] zal hij de Indra worden die Mijn volledige steun en bescherming geniet. (Vedabase)

 

Tekst 32

Tot dan kan hij in alle vrijheid leven in Sutala [zie 5.24: 18], de plaats ontworpen door [de architect van de hemel] Vis'vakarmâ, waar het voor de bewoners, dankzij Mijn toezicht, onmogelijk is gemaakt dat men psychisch of fysiek gebukt gaat onder verveling, uitputting of verslagenheid.

Tot die tijd kan hij in alle vrijheid leven in Sutala [zie 5.24: 18] de plaats ontworpen door Vis'vakarmâ alwaar het voor de bewoners door Mijn bijzondere waakzaamheid onmogelijk is gemaakt dat men psychisch of fysiek gebukt gaat onder saaiheid, uitputting of verslagenheid. (Vedabase)

 

Tekst 33

O Indrasena, o Mahârâja, ga nu alstublieft, o heerser. Moge er in Sutala, de plaats zo begeerlijk voor zelfs de hemelbewoners, voor u, omringd door de uwen, al het goedgunstige zijn.

O Speer van Indra, o Mahârâja ga nu liever heen o heerser, moge er daar in Sutala, zo begeerlijk voor zelfs degenen van de hemel, omringd door de uwen, al het goedgunstige zijn voor u. (Vedabase)

 

Tekst 34

Geen van de grootheden in de werelden zullen ertoe in staat zijn u daar de loef af te steken, om nog maar te zwijgen van de gewone man, daar Ik er, met mijn cakra, persoonlijk voor zal zorgen dat al de Daitya's die tegen uw heerschappij ingaan, het af zullen leggen.

Geen van de plaatselijke grootheden daar zullen ertoe in staat zijn u de loef af te steken, om nog maar te zwijgen van de gewone man, daar Ik met mijn cakra er voor zal zorgen dat al de Daitya's die in overtreding zijn met uw regel het af zullen leggen. (Vedabase)

 

Tekst 35

Ik zal u, uw metgezellen en uw eigendom beschermen en Ik zal u in ieder opzicht steeds ter zijde staan, o grote held. U zal in staat zijn Mij daar te aanschouwen!

Ik zal u beschermen, uw metgezellen en uw eigendom, en zal u in ieder opzicht altijd ter zijde staan, o grote held, u zal in staat zijn Mij daar te aanschouwen! (Vedabase)

 

Tekst 36

Door acht te slaan op Mijn uitnemendheid zal aldaar de dwaasheid, van het in contact staan met de Asuramentaliteit van de Daitya's en de Dânava's, terstond verdwijnen.'

Door acht te slaan op Mijn uitnemendheid zal in die plaats de domheid van de asura mentaliteit van de Daitya's en de Dânava's terstond weggevaagd worden.' (Vedabase)

 

 -

 

 

 

Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De eerste afbeelding van Heer Vâmana met zijn voet op Bali is getiteld:
"Dwarf Incarnation of Vishnu (Trivikrama)"
Nepal, Himalayas, 19e eeuw. Ter beschikking gesteld door
LACMA.
De tweede afbeelding is een vintage afbeelding van Viswakarma.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.


 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties